Campus

Bsa omhoog: selecteren of motiveren

Meer studenten een positief bindend studieadvies. Dat is wat de TU Delft wil, maar het blijkt taaie materie met vele variabelen. Moet de universiteit doorgaan op de ingeslagen weg of is het tijd zichzelf opnieuw uit te vinden?

3757 Eerstejaars studenten meldden zich afgelopen studiejaar bij de TU. De meeste van hen vol goede moed. Zij zouden die 45 studiepunten, nodig voor een positief bindend studieadvies (bsa) wel even halen. Ach, waarom niet alle zestig punten? Dat liep dus anders, zoals het ieder studiejaar anders is gelopen sinds de invoering van het bsa in 2009. Van de 3757 konden 2254 studenten door naar het tweede jaar. 601 studenten kwamen er gedurende het jaar zelf achter dat doorgaan geen zin had. Zij staakten hun studie. Nog eens 827 mensen kregen een negatief studieadvies.

Het ligt voor de hand dat deze studenten niet zomaar voor een technische studie hebben gekozen. Daarvoor is de keuze voor Delft te specifiek en te moeilijk. Met de motivatie zal het – aanvankelijk – bij het overgrote merendeel goed hebben gezeten.

Misschien tegen beter weten in, dat wel. Wie met lage cijfers voor wis- en natuurkunde naar Delft komt, krijgt het op zijn minst niet gemakkelijk. De afgelopen studiejaar ingevoerde studiekeuzecheck had de realiteitszin wat dat betreft kunnen bevorderen. Studenten die zich voor 1 mei aanmeldden, kregen van de TU een vragenlijst over motivatie, oriëntatie, verwachtingen, het beeld van de opleiding en de schoolexamencijfers. Daaruit volgde ‘feedback’ van de universiteit over ‘hoe goed wij vinden dat je past bij de door jou gekozen opleiding’, aldus de voorlichtingswebsite.

Goede voornemens
Maar de studiekeuzecheck was voor opleidingen zonder numerus fixus niet verplicht. Bovendien, zo vertelt directeur onderwijs- en studentenzaken Timo Kos, aankomend studenten die hem deden, legden de ‘feedback’ van de universiteit maar al te vaak naast zich neer. Het is wettelijk niet mogelijk aankomend studenten die de check hebben gedaan te weigeren, ongeacht de uitkomst. Ook opleidingen die de aankomend studenten uitnodigden voor een oriëntatiedag konden lang niet altijd door het pantser van goede voornemens en blakend zelfvertrouwen heen prikken. Zelfs niet bij studenten die het afsluitende proeftentamen slecht hadden gemaakt.

Naast de studiekeuzecheck zijn er tal van momenten dat de TU aankomende studenten probeert te doordringen van de zwaarte van haar opleidingen. Er is voorlichting op scholen, er zijn open dagen, scholieren kunnen komen proefstuderen, er is de Junior TU Delft en een mooc pre university calculus. En dat gaat alleen nog maar vooraf aan de daadwerkelijke komst naar Delft.

Eenmaal in Delft krijgen ze curricula die onlangs zijn aangepast om de ‘studeerbaarheid te vergroten’ en ‘studenten aan de bal te houden’. Vakken zijn opgeknipt in modules, theoretische vakken hebben een directe link gekregen met toegepaste vakken, er zijn tussentoetsen en projectgroepen. En er staat een legertje studieadviseurs en studentmentoren klaar voor verdere ondersteuning.

Niet vreemd dus dat Timo Kos even geen nieuwe maatregelen meer achter de hand heeft. Ook al is hij niet erg blij met de uitkomsten. “De bsa-cijfers zijn een beetje een teleurstelling”, vertelt hij. Voor nu is het vooral zoeken naar oorzaken. Die blijken moeilijk te vinden. Kos verwacht van de faculteiten te horen wat voor hen de precieze oorzaken zijn, maar op de faculteiten vertellen directeuren onderwijs dat het vinden van causale verbanden ingewikkeld is. Pasklare antwoorden op de waaromvraag hebben ze niet.

Het zou kunnen dat de vernieuwde curricula kinderziektes vertonen, melden zij. De evaluatie die waarschijnlijk volgend jaar zal plaatsvinden, moet daarover meer duidelijkheid geven. Verder zijn er groepen die opvallen. Zoals de studieswitchers. Hun aantal neemt niet alleen toe, tot ongeveer de helft van de studiestakers, zij scoren slechter dan gemiddeld. Kos: “Zij struikelen vaak weer over dezelfde vakken als wiskunde.” Moet hen dan de toegang tot een tweede studie ontzegd worden? “Zij zijn vaak om valide redenen geswitcht, bijvoorbeeld omdat ze erachter waren gekomen dat ze hun eerste studie verkeerd gekozen hadden. Kun of wil je er iets aan doen?”, vraagt hij zich hardop af. Want vóór alles wil de TU haar maatschappelijke taak uitvoeren. “Wij willen iedereen die dat wil en kan ingenieur laten worden.” Vandaar dat de universiteit het aantal numeri fixi tot een minimum beperkt en studenten niet dwingend selecteert.

Discussie
Dat laatste – niet dwingend selecteren – is voor alle betrokkenen een gegeven. Maar dat wil niet zeggen dat er op de universiteit geen voorstanders zijn van selectie aan de poort. Directeur onderwijs Hans Hellendoorn van 3mE (faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen, bijvoorbeeld. De bacheloropleidingen werktuigbouwkunde en maritieme techniek zijn mateloos populair. Tegelijk zijn het pittige studies met veel wis- en natuurkunde, waar grote aantallen studenten uitvallen. “Ja, we zouden aan de poort willen selecteren”, vertelt hij tussen twee afspraken door, “Maar dat is politiek niet haalbaar.”

De TU zit in een vreemde spagaat. Aan de ene kant wil ze zorgen voor hoge studierendementen. Aan de andere kant wil ze iedereen een kans geven op een ingenieursgraad. Voor beide geldt: de maatschappij vraagt het. En de weg die is ingeslagen biedt voor dat vraagstuk geen soelaas. De vraag dringt zich op of het anders kan. En dan niet door ‘gewoon’ strenger te gaan selecteren, een noodgreep die steeds meer bachelor- en masteropleidingen doen. (zie kader)

Rathenau
Het Rathenau Instituut deed deze zomer in het essay ‘Voor iedereen een universiteit’ een voorzet voor een discussie over de toekomst van de universiteit. Volgens auteurs Patricia Faasse en Barend van der Meulen wordt het tijd ‘voor een omslag van een universiteit voor iedereen naar iedereen zijn universiteit’. Weg met dertien universiteiten ‘die allemaal hetzelfde doen en willen’, óók als het gaat over onderwijs. “Laten we oog hebben voor bestaande en toekomstige diversiteit. Dé student bestaat niet. [..] Het is ondoenlijk om het universitaire onderwijs in één mal te willen dwingen, of docenten tot één onderwijsvorm te willen verplichten. De studentenpopulatie van de toekomst is daarvoor simpelweg te divers qua leeftijdsopbouw, vooropleiding en afkomst.”

Faasse en Van der Meulen constateren dat het ministerie vraagt om differentiatie van het onderwijsaanbod. Alleen, zegt de tweede in een vraaggesprek, ‘de universiteiten differentiëren allemaal dezelfde kant uit’. Wat hij daarmee bedoelt staat in het essay. “Onder het mom van kwaliteitsverhoging lijkt een groeiend aantal universiteiten met de algemene toegankelijkheid te willen breken. Selectie aan de poort en het instellen van een numerus fixus worden in toenemende mate realiteit aan een groeiend aantal opleidingen. Steeds meer universiteiten bieden allerlei exclusieve vormen van hoger onderwijs aan: university colleges (tegen betaling), of speciale honours- of excellentieprogramma’s. [..] De roep om de toegang tot het universitair onderwijs te beperken tot de beste vwo-studenten klinkt ook steeds luider. De vraag wie de afvallers dan opleidt, blijft onbeantwoord.”

Gemotiveerd houden
Wat kan de TU hieruit leren? Van der Meulen adviseert de TU zich niet alleen op de beste studenten te richten, ook niet als dat in de toekomst wel politiek haalbaar wordt. “Iedereen die gemotiveerd is en het kan, daar moet de TU zich blijvend verantwoordelijk voor voelen. Het is een brede universiteit, die connecties heeft met het openbaar bestuur, de medische wereld. Daar zit een missie achter: techniek is voor Nederland cruciaal.” Hoe zich dat vertaalt naar de bsa-problematiek? “Studenten die naar de TU komen, zijn over het algemeen gemotiveerd. De opdracht is om ze gemotiveerd te houden.”

Om tot broodnodige differentiatie te komen zou de TU Delft samen met de andere technische universiteiten kunnen nadenken over een toekomst waarin ze alle drie fundamenteel anders zijn, aldus Faasse en Van der Meulen. “Delft zit in de meest urbane regio. Houd die universiteit toegankelijk.” Faasse: “Op papier kun je je daarnaast een TU voorstellen die geen bacheloronderwijs doet, die privaat is, naar voorbeeld van het NatLab van Philips.”

De universiteiten hoeven wat de Rathenau-onderzoeker betreft niet allemaal te streven naar hoge Shanghai-rankings. “De missie van de universiteit kan zijn: verantwoordelijkheid nemen voor de economie in de Randstadregio. Dan moet je ervoor zorgen dat tachtig procent slaagt. Halen studenten het ondanks maatregelen niet op de TU Delft, zorg dan dat ze het elders redden. Overleg met hbo’s en mbo’s over hoe dat kan. Doorbreek het taboe daarover.”

Selectie aan de poort
Het hoger onderwijs selecteert steeds vaker aan de poort. Uit de Keuzegids Hoger Onderwijs blijkt volgens NRC Handelsblad dat 262 van de duizend hbo-opleidingen extra toelatingseisen stellen. De universiteiten blijken in de bachelorfase iets terughoudender. Van de 400 universitaire bacheloropleidingen doen er 70 aan een vorm van selectie. Dan de masteropleidingen. Vier van de vijf selecteren op de één of andere manier hun studenten. Dat kan op cijfers, motivatie of specifieke vaardigheden. In september werd bekend dat de Rotterdam School of Management zelfs van de eigen afgestudeerde bachelorstudenten minimaal een gemiddelde van een 7 eist. Onderwijsminister Bussemaker liet in september in NRC weten dat ze ‘de mate van selectie in het hoger onderwijs nauwgezet gaat monitoren’. “Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van de algemene toegankelijkheid zal ik ingrijpen.”

De TU selecteert bachelorstudenten alleen bij industrieel ontwerpen, luchtvaart- en ruimtevaarttechniek en klinische technologie. De numerus fixus van zeshonderd bij werktuigbouwkunde is per huidig studiejaar na twee jaar afgeschaft, omdat de faculteit inmiddels denkt grotere aantallen eerstejaars studenten aan te kunnen. Volgens directeur onderwijs Hans Hellendoorn lukt het inderdaad goed om de 720 eerstejaars een plaats te geven. “Het is passen en meten, maar het gaat.”

Rectificatie
Rectificatie

Rectificatie

In de infographic bij het artikel ‘BSA omhoog: selecteren of motiveren’ is een fout geslopen. Abusievelijk staat erin dat 43 % van de eerstejaars studenten van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) een positief bindend studieadvies kreeg afgelopen studiejaar. Dat percentage slaat echter op één van de bacheloropleidingen van EWI: elektrotechniek (ET). De andere twee opleidingen, technische wiskunde (TW) en technische informatica (TI), kwamen op percentages van respectievelijk 54 % en 47 %. Dat brengt het gemiddelde van de faculteit op 48 %.

Aankomend studenten leggen de ‘feedback’ maar al te vaak naast zich neer

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.