Wetenschap

Brokkenpiloten

De afgelopen vijf jaar in Nederland verongelukte één op de 37 piloten van ultralichte vliegtuigjes. ‘Relatief veel doden door vliegtuigjes’ kopte het NRC Handelsblad afgelopen weekend. Promovendus Christophe de Wagter (faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek) kan er over mee praten.

Dit jaar verongelukten twee ultralight-vliegtuigjes bij zijn vliegclub. Zelf stapt hij liever in een wat groter toestel, een twee- â vierpersoons Cessna bijvoorbeeld. Hij heeft hier een zogeheten ‘privaat vliegbrevet’ voor. “Die ultralights zijn mij veel te gevaarlijk”, zegt De Wagter, die bij L&R onderzoek doet naar beeldherkenning in kleine onbemande toestellen.

Technische mankementen zijn volgens hem niet de oorzaak van de vele ongelukken. “Het komt wel eens voor dat een motor uitvalt. Maar je vliegt zo langzaam ,dat je dan nog gemakkelijk tussen de aardappelen kunt landen.”

Het grote probleem met ultralights (ULM’s) is volgens de promovendus dat ze ontzettend gevoelig zijn voor slecht weer. “Ze wegen maximaal 450 kilo en stijgen op met zo’n 65 kilometer per uur. Als je dan een windstoot hebt van 40 kilometer per uur, die in Nederland vaak voorkomt, dan heeft dat een groot effect op je vlucht.”

Overigens moet een goede piloot het weer kunnen inschatten, meent De Wagter. Maar veel ultralight-vliegers zijn volgens hem brokkenpiloten. “In principe zijn de toestellen vergevingsgezind. Als je bijvoorbeeld niet snel genoeg vliegt, val je even naar beneden. Maar door die val maak je weer zoveel snelheid, dat je vanzelf stabiliseert. Omdat ze zo gemakkelijk te besturen zijn, zijn de regels voor het behalen van een brevet niet streng. Gevolg is dat piloten inschattingsfouten maken.”

Volgens dr.ir. René van Paassen van de afdeling bestuur en simulatie van L&R schuilt er nog een ander gevaar in ULM’s. “Deze brommertjes met zeildoek”, zoals hij ze noemt, “worden geavanceerder. Vliegfabrikanten laten ze steeds meer lijken op de snellere polyester toestellen van het type Cessna. Bij het landen gaan ze wel honderd kilometer per uur. En dat is een gevaarlijke snelheid met zo’n klein toestel dat op grasbanen landt.”

De Wagter is het hier deels mee eens. “Om een langzame landingssnelheid te halen hebben deze snelle vliegtuigjes allerhande kleppen nodig die voor extra opwaartse kracht zorgen. Door deze kleppen krijgt het vliegtuigje plots andere eigenschappen die het vliegen ingewikkelder maken”, zegt hij. “Maar bovendien kun je tegenwoordig met ULM’s veel langere vluchten maken dan vroeger. Je kunt nu bijvoorbeeld van Rotterdam naar Toulouse vliegen. Piloten letten op het weer vlak voor vertrek, maar houden het tijdens de vlucht niet meer voldoende in de gaten. Bovendien vliegen ze laag bij de grond, waar obstakels en windstoten voor extra gevaar zorgen.” (TvD)

‘Relatief veel doden door vliegtuigjes’ kopte het NRC Handelsblad afgelopen weekend. Promovendus Christophe de Wagter (faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek) kan er over mee praten. Dit jaar verongelukten twee ultralight-vliegtuigjes bij zijn vliegclub. Zelf stapt hij liever in een wat groter toestel, een twee- â vierpersoons Cessna bijvoorbeeld. Hij heeft hier een zogeheten ‘privaat vliegbrevet’ voor. “Die ultralights zijn mij veel te gevaarlijk”, zegt De Wagter, die bij L&R onderzoek doet naar beeldherkenning in kleine onbemande toestellen.

Technische mankementen zijn volgens hem niet de oorzaak van de vele ongelukken. “Het komt wel eens voor dat een motor uitvalt. Maar je vliegt zo langzaam ,dat je dan nog gemakkelijk tussen de aardappelen kunt landen.”

Het grote probleem met ultralights (ULM’s) is volgens de promovendus dat ze ontzettend gevoelig zijn voor slecht weer. “Ze wegen maximaal 450 kilo en stijgen op met zo’n 65 kilometer per uur. Als je dan een windstoot hebt van 40 kilometer per uur, die in Nederland vaak voorkomt, dan heeft dat een groot effect op je vlucht.”

Overigens moet een goede piloot het weer kunnen inschatten, meent De Wagter. Maar veel ultralight-vliegers zijn volgens hem brokkenpiloten. “In principe zijn de toestellen vergevingsgezind. Als je bijvoorbeeld niet snel genoeg vliegt, val je even naar beneden. Maar door die val maak je weer zoveel snelheid, dat je vanzelf stabiliseert. Omdat ze zo gemakkelijk te besturen zijn, zijn de regels voor het behalen van een brevet niet streng. Gevolg is dat piloten inschattingsfouten maken.”

Volgens dr.ir. René van Paassen van de afdeling bestuur en simulatie van L&R schuilt er nog een ander gevaar in ULM’s. “Deze brommertjes met zeildoek”, zoals hij ze noemt, “worden geavanceerder. Vliegfabrikanten laten ze steeds meer lijken op de snellere polyester toestellen van het type Cessna. Bij het landen gaan ze wel honderd kilometer per uur. En dat is een gevaarlijke snelheid met zo’n klein toestel dat op grasbanen landt.”

De Wagter is het hier deels mee eens. “Om een langzame landingssnelheid te halen hebben deze snelle vliegtuigjes allerhande kleppen nodig die voor extra opwaartse kracht zorgen. Door deze kleppen krijgt het vliegtuigje plots andere eigenschappen die het vliegen ingewikkelder maken”, zegt hij. “Maar bovendien kun je tegenwoordig met ULM’s veel langere vluchten maken dan vroeger. Je kunt nu bijvoorbeeld van Rotterdam naar Toulouse vliegen. Piloten letten op het weer vlak voor vertrek, maar houden het tijdens de vlucht niet meer voldoende in de gaten. Bovendien vliegen ze laag bij de grond, waar obstakels en windstoten voor extra gevaar zorgen.” (TvD)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.