Campus

Bindend studieadvies is geen ideale oplossing

Alle eerstejaars hebben onlangs de folder ‘Tijd voor keuzes’ van het studentenadviesbureau ontvangen. Daarin vraagt het bureau de eerstejaarsstudent om eens stil te staan bij de studiekeuze: heb je het naar je zin, bevalt de studie je, heb je goede resultaten tot nu toe? De folder moet de aanleiding vormen tot een confronterend moment voor de student.

br />
Als het aan de minister ligt, gaan de instellingen zelfs nog een stap verder en gaan ze aan eerstejaarsstudenten een bindend studieadvies verstrekken. Na zes maanden krijgen studenten van de instelling te horen of ze mogen doorgaan met de studie of dat ze zich van de instelling dienen te verwijderen. Het is immers ook in het belang van de instelling wanneer tijdig wordt geconstateerd of een student een bepaalde studie met succes en zonder al te veel vertraging kan afronden.

Zo’n bindend studieadvies vormt echter niet zonder meer de oplossing hiervoor. Is het wel mogelijk om op grond van de prestaties van een student in het eerste half jaar betrouwbaar te voorspellen of hij de rest van de studie met succes zal doorlopen? Om de bul te halen is meer nodig dan hard werken en een scherp verstand, al zijn die twee natuurlijk noodzakelijk. Wat ook meetelt is de motivatie van de student.

Door uitsluitend te selecteren op studievoortgang in een bepaalde periode, lopen universiteiten de kans potentieel geschikte studenten te weren, terwijl deze met bijsturing van het studeergedrag wellicht op het juiste spoor te zetten zijn.
Mentorsysteem

Beter is het wanneer het studieadvies een van de onderdelen is in een groter geheel aan studiebegeleidingsactiviteiten. Een faculteit kan met een mentorsysteem een vinger aan de pols houden, om tijdig te signaleren wanneer het mis dreigt te gaan. Mentoren hebben direct contact met de eerstejaars; zij kunnen ook studieresultaten bespreken.

Verder zal de faculteit studenten zeer regelmatig over hun vorderingen moeten informeren en deze – waar nodig – in een persoonlijk gesprek met de student en studieadviseur bespreken. In zo’n gesprek komen de achtergronden aan bod: heeft de student pech gehad, niet hard genoeg gewerkt, teveel tijd in het verenigingsleven gestoken of is hij ernstig ziek geweest?

Op het moment dat een student zo met zijn eigen resultaten wordt geconfronteerd, wil hij graag denken dat voortaan alles beter zal gaan. Hij zal zich uitputten in het maken van planningen die objectief gezien al niet realistisch zijn (elke avond en ieder weekend studeren en afzien van het kroegleven) maar die gezien de eigen historie van de student al helemaal niet reëel zijn: waarom zou iemand die slechts een op de vijf tentamens heeft gehaald, in een volgende periode alle nieuwe tentamens halen, en de herkansingen ook? De student moet dusna het confronterende gesprek – samen met de studieadviseur – een reële inschatting van zijn kansen op verandering van studiegedrag en verbetering van studieresultaten maken.

Wanneer de studiebegeleiding binnen een faculteit goed geregeld is, wordt studenten regelmatig de spiegel voorgehouden over het eigen functioneren. Op basis daarvan kan de student de balans opmaken en zelf inzien of hij in een bepaalde studie op zijn plaats is. Een bindend studieadvies voegt dan niet zoveel toe. De instelling is alleen gebaat bij het bindend studieadvies voor die enkele studenten, die doof blijkt voor herhaalde adviezen om naar iets anders om te zien. Maar uiteindelijk is het veel belangrijker dat de student zelf tot het inzicht komt dat de studiekeuze niet goed was en de beslissing neemt naar een alternatief om te zien.

Alle eerstejaars hebben onlangs de folder ‘Tijd voor keuzes’ van het studentenadviesbureau ontvangen. Daarin vraagt het bureau de eerstejaarsstudent om eens stil te staan bij de studiekeuze: heb je het naar je zin, bevalt de studie je, heb je goede resultaten tot nu toe? De folder moet de aanleiding vormen tot een confronterend moment voor de student.

Als het aan de minister ligt, gaan de instellingen zelfs nog een stap verder en gaan ze aan eerstejaarsstudenten een bindend studieadvies verstrekken. Na zes maanden krijgen studenten van de instelling te horen of ze mogen doorgaan met de studie of dat ze zich van de instelling dienen te verwijderen. Het is immers ook in het belang van de instelling wanneer tijdig wordt geconstateerd of een student een bepaalde studie met succes en zonder al te veel vertraging kan afronden.

Zo’n bindend studieadvies vormt echter niet zonder meer de oplossing hiervoor. Is het wel mogelijk om op grond van de prestaties van een student in het eerste half jaar betrouwbaar te voorspellen of hij de rest van de studie met succes zal doorlopen? Om de bul te halen is meer nodig dan hard werken en een scherp verstand, al zijn die twee natuurlijk noodzakelijk. Wat ook meetelt is de motivatie van de student.

Door uitsluitend te selecteren op studievoortgang in een bepaalde periode, lopen universiteiten de kans potentieel geschikte studenten te weren, terwijl deze met bijsturing van het studeergedrag wellicht op het juiste spoor te zetten zijn.
Mentorsysteem

Beter is het wanneer het studieadvies een van de onderdelen is in een groter geheel aan studiebegeleidingsactiviteiten. Een faculteit kan met een mentorsysteem een vinger aan de pols houden, om tijdig te signaleren wanneer het mis dreigt te gaan. Mentoren hebben direct contact met de eerstejaars; zij kunnen ook studieresultaten bespreken.

Verder zal de faculteit studenten zeer regelmatig over hun vorderingen moeten informeren en deze – waar nodig – in een persoonlijk gesprek met de student en studieadviseur bespreken. In zo’n gesprek komen de achtergronden aan bod: heeft de student pech gehad, niet hard genoeg gewerkt, teveel tijd in het verenigingsleven gestoken of is hij ernstig ziek geweest?

Op het moment dat een student zo met zijn eigen resultaten wordt geconfronteerd, wil hij graag denken dat voortaan alles beter zal gaan. Hij zal zich uitputten in het maken van planningen die objectief gezien al niet realistisch zijn (elke avond en ieder weekend studeren en afzien van het kroegleven) maar die gezien de eigen historie van de student al helemaal niet reëel zijn: waarom zou iemand die slechts een op de vijf tentamens heeft gehaald, in een volgende periode alle nieuwe tentamens halen, en de herkansingen ook? De student moet dusna het confronterende gesprek – samen met de studieadviseur – een reële inschatting van zijn kansen op verandering van studiegedrag en verbetering van studieresultaten maken.

Wanneer de studiebegeleiding binnen een faculteit goed geregeld is, wordt studenten regelmatig de spiegel voorgehouden over het eigen functioneren. Op basis daarvan kan de student de balans opmaken en zelf inzien of hij in een bepaalde studie op zijn plaats is. Een bindend studieadvies voegt dan niet zoveel toe. De instelling is alleen gebaat bij het bindend studieadvies voor die enkele studenten, die doof blijkt voor herhaalde adviezen om naar iets anders om te zien. Maar uiteindelijk is het veel belangrijker dat de student zelf tot het inzicht komt dat de studiekeuze niet goed was en de beslissing neemt naar een alternatief om te zien.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.