Campus

Bijen spotten op de campus

In zijn zoektocht naar wilde bijen op de campus, trof alumnus Dominic Dijkshoorn al ruim veertig soorten aan. Delta ging met hem mee en spotte direct een bijzonder exemplaar.

Dominic Dijkshoorn observeert wilde bijen op de campus. (Foto's: Marjolein van der Veldt)

Een vlindernet in zijn hand en een fotocamera om zijn nek. Bijenspotter en werktuigbouwkundig ingenieur Dominic Dijkshoorn is niet te missen als we hem treffen bij de Hammenpoort in de natuurspeeltuin achter het Duwo-complex aan de Leeghwaterstraat.

De afgelopen vijf jaar observeerde Dijkshoorn – tijdens zijn studie werktuigbouwkunde – wilde bijen op de campus. Hij trof ruim veertig soorten aan, waaronder vijf zeldzame. En dat aantal groeit, want er verschijnen steeds meer bloemen op de campus waar ook steeds meer bijen op afkomen. “Ik kan hier enorm van genieten”, vertelt hij gepassioneerd. “Maar de meeste mensen hebben geen idee.” Op deze zomerse dag leidt hij Delta rond over de campus, langs onvermoede plekjes en planten, en toont ons het universiteitsterrein met andere ogen.

Oud en versleten vrouwtje
Als we via het schelpenpaadje verder de natuurspeeltuin in wandelen houdt Dijkshoorn al snel stil. Hij tuurt geconcentreerd richting een kluwen fluitenkruid, pakt zijn net en schept met onnavolgbare souplesse een bij.

Een grasbij vrouwtje.

“Dit is een grasbij vrouwtje”, vertelt hij terwijl hij controleert of de bij daadwerkelijk in het net zit. “Grasbijen vliegen in het (vroege) voorjaar en in de zomer.” Volgens Dijkshoorn is dit een oud en versleten vrouwtje. “Dat zie je aan haar grijsgekleurde en versleten haren. Normaal gesproken herken je vrouwtjesgrasbijen aan de strakke crème-witte haarbandjes op het achterlijf.” 

Hij houdt de bij vast tussen duim en wijsvinger. Hoe vaak hij in al die jaren gestoken is? “Wel een aantal keer” lacht hij. “Maar, alleen vrouwtjesbijen hebben een angel en kunnen steken. Als je mannelijke bijen kunt onderscheiden is de kans op steken al minder groot. Bovendien hebben veel soorten bijen wel een angel, maar komen ze daarmee niet door onze huid. Net zoals deze grasbij.”

‘Die vrouwtjes kunnen gemeen steken’

Het vastpakken ziet er voor de bij ongemakkelijk uit, maar volgens Dijkshoorn kunnen bijen wel tegen een stootje. “Ze zijn robuust en je kunt ze voorzichtig bij meerdere pootjes tegelijk vastpakken.” Toch gaat het niet altijd goed, bekent hij. “Ik heb me weleens vergist en pakte een hommelwerkster vrouwtje vast die ik aanzag voor een mannetje. Die vrouwtjes kunnen gemeen steken!”

Dennenappels in de vensterbank
Terwijl we verder lopen, vertelt Dijkshoorn hoe hij al op jonge leeftijd passie voor flora en fauna ontwikkelde. “Op vakantie met mijn ouders nam ik een paar dennenappels mee die ik in de vensterbank liet drogen.” Eenmaal droog schudde hij de zaadjes eruit. Die zaailingen kwamen bij familieleden en kennissen in de tuin terecht. Sommigen groeiden uit tot bomen die er nog steeds staan.

Na een zomerkamp van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) in Overijssel – waar hij in het moeras naar zeldzame libellen zocht – was het hek écht van de dam. “Vanaf dat moment stortte ik mij onverminderd enthousiast op de natuur.”

In 2015 werd zijn interesse in wilde bijen aangewakkerd en toen in 2016 het boek Nederlandse bijen op naam brengen – deel 1 verscheen, besloot hij om te helpen met het uitgeven van het tweede deel. Het boekwerk verscheen eind 2020 en behandelt de ’tweede helft’ van alle Nederlandse bijensoorten. In Nederland zijn 367 soorten wilde bijen bekend, waarvan enkele tientallen op de campus te vinden zijn.“De honingbij behoort overigens niet tot de wilde bijen”, benadrukt Dijkshoorn. “Honingbijen leven in bijenkasten en worden verzorgd door een imker: het zijn in cultuur gebrachte dieren.”

Vangen
Dijkshoorn houdt zijn waarnemingen bij via een website. Dit doet hij zo nauwkeurig mogelijk; hij noteert belangrijke kenmerken van de bij, maakt – als het lukt – een foto en noteert locatie, datum en tijdstip.

Bijen spotten is volgens Dijkshoorn ‘vooral veel oefenen’. “Eerst leer je waar je bijen kunt vinden, namelijk op bloeiende bloemen, vervolgens kijk je of het een bij is en geen wesp of een zweefvlieg die er sterk op lijkt. Daarna probeer je de bij met een net of een potje te vangen om het exemplaar van dichtbij te bekijken. Dit ging talloze keren mis, maar na veel oefenen heb ik dat inmiddels aardig onder de knie.”

‘Veel zweefvliegen doen bijen na’

Dat onderscheiden van soorten blijkt een heikel karwei, want veel zweefvliegen doen bijen na. “Een natuurlijk beschermingsmechanisme”, legt Dijkshoorn uit. “Ze profiteren zo van het uiterlijk van stekende bijen en worden daardoor zelf minder snel opgegeten.” Dat beschermingsmechanisme werkt goed, want voor de leek was onderstaande zweefvlieg niet van een hommel te onderscheiden.

De grote narcisvlieg gedraagt zich als een bij.

We wandelen verder en slaan af richting een veld waar we moeten oppassen voor de vele distels en brandnetels. Aan de rechterkant is een smalle sloot waar op het eerste oog weinig gebeurt. Dijkshoorn wijst op een opvallende, paarse bloem. “De gevlekte rietorchis, een orchidee. Bijzonder toch, dat hier op de campus orchideeën groeien?”

De gevlekte rietorchis valt op tussen de andere bloemen en planten.

Bijenhotel
Na van dichtbij kennisgemaakt te hebben met meerdere bijensoorten lopen we terug naar het hoofdpad. Dijkshoorn wijst de weg naar het bijenhotel, gemaakt met snoeihout uit de tuin van zijn huisbaas.

Mannetjes vliegen er af en aan op zoek naar vrouwtjes om mee te paren, terwijl rosse metselbijenvrouwtjes (zo genoemd vanwege hun oranjerode lichaam) in- en uit de holletjes schieten.

Na het bijenhotel leidt de weg over krakkemikkige houten bruggetjes – die groenbeheer van de campus binnenkort gaan vervangen – naar de andere kant van de natuurspeeltuin. Dijkshoorn wijst op verschillende planten tot hij plots een bijzonder exemplaar ziet. Hij pakt zijn net en vangt een grote koekoekshommel mannetje. Een primeur, want deze soort zag hij nog niet eerder op de campus.

Een grote koekoekshommel mannetje. (Foto: Dominic Dijkshoorn)

Bos richting campus
Na deze bijzondere ontdekking pakken we onze fietsen en rijden we over een smal paadje door het bos langs de Kruithuisweg. In dit stukje bos komen veel bijen voor. Ze vliegen langs het voetpad door de bosrand en op open plekken. Ook vind je in delen van het in 1970 aangeplante bos kruiden als daslook en nagelkruid én een groot exemplaar van de zeldzame fladderiep.

Aan het einde van het pad slaan we rechtsaf richting TNW Zuid. Achter het gebouw ligt een veld waar allerlei klavers en lathyrussoorten groeien, “belangrijke planten voor bijen”, vertelt Dijkshoorn. Wie geen weet heeft van wat hier allemaal leeft loopt er zo voorbij. Dijkshoorn niet, hij wijst op de bijenorchis. “Een prachtige bloem die lijkt op een bij. De bijenorchis wordt bestoven door een bijzondere soort, de langhoornbij, die hier tegenwoordig helaas niet meer voorkomt.”

Het veld achter TNW Zuid. (Foto: Jos Wassink)

Verscholen
Onze een na laatste stop is de vijver tussen de faculteiten Elektrotechniek, Wiskunde & Informatica en Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen. We kijken uit op het kantoor van het college van bestuur, en banen ons een weg door hoog groeiend riet. Dijkshoorn vertelt dat het hier jaren geleden vol stond met onder andere gewone rietorchis, “maar nu zie ik er geen”. Enigszins teleurgesteld druipen we af, tot we – diep verscholen tussen andere planten – ineens een paars kopje spotten. Dijkshoorn bevestigt de waarneming. “De gewone rietorchis!”, roept hij enthousiast.  

‘Ik ben nog lang niet uitgeteld’

Opgetogen fietsen we naar onze laatste stop, het water tegenover de faculteit Techniek, Bestuur & Management. Langs dit water groeit in de zomer grote kattenstaart en gewone wederik. “Wilde bloemen en typische oeverplanten die allebei een speciale bij voor bestuiving aantrekken: de kattenstaartdikpoot en de gewone slobkousbij.” Toen Dijkshoorn in de zomer van 2020 hier naar de kattenstaartdikpoot zocht, was deze slechts op één locatie eerder in Delft gezien. “Maar ik vond meerdere kattenstaartdikpoten mannetjes en ook de gewone slobkous.”

Hoewel Dijkshoorn is afgestudeerd, komt aan het bijen spotten op TU-terrein voorlopig geen einde. “Gelukkig werk ik op de campus, want ik ben nog lang niet uitgeteld.”

Het water naast TBM waar Dijkshoorn twee bijensoorten aantrof.

  • Ben jij benieuwd welke wilde bijen er op de campus zijn? Dominic Dijkshoorn houdt zijn observaties bij via de website waarneming.nl, waar ook het nieuw gevonden grote koekoekshommelmannetje staat geregistreerd.
  • Bezoek voor meer informatie over wilde bijen de website Wilde Bijen.
Nieuwsredacteur Marjolein van der Veldt

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

m.vanderveldt@tudelft.nl

Comments are closed.