Onderwijs

Bezuinigingen (8)

Met de dreigende bezuinigingen in het achterhoofd gaat Delta te rade bij een aantal TU-medewerkers en studenten. In deel 8: prof.dr.ir. Herman Russchenberg radarexpert bij de sectie remote sensing of the environment en directeur onderwijs van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI).

“We komen er niet zonder kleerscheuren van af”, voorspelt hij. De TU moet naar zijn mening keuzes maken en zich op onderzoek richten naar lange-termijnproblemen als energie en mobiliteit.


‘De rek is eruit’


De TU mag volgens prof.dr.ir. Herman Russchenberg spreken van geluk bij een ongeluk. “Veel meer dan in het bedrijfsleven of bij de overheid zijn mensen hier bereid om over te werken. Dat komt doordat onderzoekers gedreven worden door nieuwsgierigheid. Maar zo langzamerhand is de rek er wel een beetje uit.”

En verder: “De kwaliteit verhogen met minder geld, zoals managers roepen? Vergeet het maar. Dat kan niet. Je moet niet iedereen tot het uiterste vol plannen met werk. Mensen hebben tijd nodig voor reflectie. Daarnaast moeten onderzoekers en ondersteunende personeelsleden expertise opbouwen, en dat kunnen ze doen door te spelen met nieuwe technieken.”


Onderzoekers zijn nu heel druk met vergaderen en het binnenhalen van fondsen, aldus Russchenberg. “Ze zijn niet bezig met het primaire proces.”

Hij is absoluut geen voorstander van de kaasschaafmethode. “Hier wat weg en daar wat weg? Nee, dan wordt het erger. Nou oké, een beetje efficiënter werken kan wel, al valt dat aan deze faculteit erg mee. We hebben weinig extern personeel. Dat is duur en vaak onnodig.”


Maar student-assistenten haalt de faculteit wel via uitzendbureaus binnen. “Het levert dan minder rompslomp op om ze in de p&o-machinerie te krijgen. We zouden dat nog eens tegen het licht moeten houden, om te zien wat het goedkoopst is. Maar met dit soort efficiencymaatregelen haal je echt geen tien procent.”


Snijden in de onderhoudskosten van apparatuur vindt Russchenberg ook geen goed idee. “Op langere termijn kachelt je infrastructuur dan achteruit. Dat zie je nu trouwens al gebeuren. Het is soms echt kunst- en vliegwerk.”

Het is hoog tijd om te kiezen, meent de onderzoeker. “Welke kant gaan we op? Zonder kleerscheuren komen we er niet vanaf.”


Russchenberg vindt dat de TU zich moet richten op onderzoek naar langetermijnproblemen. “Geld van de eerste geldstroom moet naar onderzoeksgebieden gaan die zich richten op problemen die over tien jaar belangrijk zijn. Lange-termijnproblemen, dat moet onze kapstok zijn. Temeer omdat we ook studenten opleiden die in de wereld van over tien jaar moeten functioneren.” Als voorbeeld noemt hij onderzoek gericht op klimaatverandering, energie en mobiliteit.


“Onderzoekers die zich voornamelijk bezighouden met vragen van vandaag passen niet aan die kapstok. Hun onderzoek is misschien meer iets voor TNO.”

In welke onderzoeksgroepen kan dan het mes? “Ik ga geen voorbeelden noemen. Dan krijg ik ruzie. Ik zie het al helemaal voor me.”

De onderzoeksgroepen die niet voor eerste geldstroom in aanmerking komen, hoeven overigens niet van de campus te verdwijnen. “Integendeel.” De miljoenen euro’s die Europa besteedt aan pan-Europese consortia van universiteiten, zogenaamde Knowledge and Innovation Communities (KIC’s), waar ook de TU aan meedoet (KIC klimaatverandering en KIC ict), bieden goede kansen om het bedrijfsleven aan de campus te binden, aldus Russchenberg.


Door middel van geld dat dankzij dit soort programma’s indirect vanuit het bedrijfsleven naar de TU stroomt, moet ‘TNO-achtig onderzoek’ zichzelf bedruipen. Veel meer dan wat kruimels wil Russchenberg dit soort onderzoek niet toewerpen.


“Als men geld krijgt uit de tweede en derde geldstroom, dan is dat prima. Zo niet, dan is er kennelijk geen behoefte aan dergelijk onderzoek in de maatschappij. Het college van bestuur zou aan zulke onderzoeksgroepen wel wat seed geld kunnen geven: geld waarmee ze aan acquisitie kunnen doen. Want geld zoeken kost geld.”

Russchenberg is ook bang dat het onderwijs aan de TU teveel op hbo-onderwijs gaat lijken. “Alle eerstejaars krijgen bijvoorbeeld les van wiskundigen om zich de basisvaardigheden eigen te maken. Er gaan stemmen op om de docenten van de eigen afdeling dat te laten doen omdat dat financieel aantrekkelijker is. Wiskundeles gegeven door niet-wiskundigen dus. Dan krijg je receptenonderwijs. Studenten leren dan alleen maar dat bepaalde methoden werken bij bepaalde vraagstukken. Terwijl het juist de bedoeling is dat studenten abstract leren denken aan de universiteit.”


De TU moet ook vaker langetermijnvisies ontwikkelen. “Nu tiert het opportunisme welig. Iedereen duikt noodgedwongen op elk subsidieprogramma om er een aio uit te halen. Er zit meestal niet zo’n diepe visie achter. Als we assertiever zijn en vraagstukken agenderen dan kunnen we veel vaker subsidieverleners achter ons krijgen. De Delft Research Initiatives (DRI’s) zijn daar een goed vehikel voor. Maar de DRI’s worden nog niet voldoende omarmd door de staf, al gaat het wel de goede kant op.”


Bezuinigingen

Om de financiële problemen van de TU Delft het hoofd te bieden, moeten alle faculteiten van het college van bestuur aangeven hoe ze tien procent kunnen bezuinigen op het geld dat zij vanuit de overheid krijgen. De faculteiten moeten met voorstellen komen over herinrichting van wetenschappelijke afdelingen en bundeling van onderwijs en onderzoek binnen de faculteit en met andere faculteiten. Ook moeten ze aangeven welke onderdelen onvoldoende bijdragen aan de doelen van de faculteit. Het vrijkomende geld wil het college vooralsnog gebruiken voor vernieuwing in onderwijs, onderzoek en infrastructuur. Het college spreekt daarom niet van bezuiniging maar van ‘flexibilisering’.

Hij werd toen uitgeroepen tot Best Graduate 2009 en won daarmee de competitie die elk jaar wordt georganiseerd door Memory Magazine en twaalf grote ondernemingen.

De kandidaten moesten onder meer een businessplan presenteren en zich weren in een ondeugden-estafette. Van Schravendijk liet daarbij elf concurrenten achter zich.

‘De rek is eruit’
‘De rek is eruit’

‘De rek is eruit’

De TU mag volgens prof.dr.ir. Herman Russchenberg spreken van geluk bij een ongeluk. “Veel meer dan in het bedrijfsleven of bij de overheid zijn mensen hier bereid om over te werken. Dat komt doordat onderzoekers gedreven worden door nieuwsgierigheid. Maar zo langzamerhand is de rek er wel een beetje uit.”
En verder: “De kwaliteit verhogen met minder geld, zoals managers roepen? Vergeet het maar. Dat kan niet. Je moet niet iedereen tot het uiterste vol plannen met werk. Mensen hebben tijd nodig voor reflectie. Daarnaast moeten onderzoekers en ondersteunende personeelsleden expertise opbouwen, en dat kunnen ze doen door te spelen met nieuwe technieken.”

Onderzoekers zijn nu heel druk met vergaderen en het binnenhalen van fondsen, aldus Russchenberg. “Ze zijn niet bezig met het primaire proces.”
Hij is absoluut geen voorstander van de kaasschaafmethode. “Hier wat weg en daar wat weg? Nee, dan wordt het erger. Nou oké, een beetje efficiënter werken kan wel, al valt dat aan deze faculteit erg mee. We hebben weinig extern personeel. Dat is duur en vaak onnodig.”

Maar student-assistenten haalt de faculteit wel via uitzendbureaus binnen. “Het levert dan minder rompslomp op om ze in de p&o-machinerie te krijgen. We zouden dat nog eens tegen het licht moeten houden, om te zien wat het goedkoopst is. Maar met dit soort efficiencymaatregelen haal je echt geen tien procent.”

Snijden in de onderhoudskosten van apparatuur vindt Russchenberg ook geen goed idee. “Op langere termijn kachelt je infrastructuur dan achteruit. Dat zie je nu trouwens al gebeuren. Het is soms echt kunst- en vliegwerk.”
Het is hoog tijd om te kiezen, meent de onderzoeker. “Welke kant gaan we op? Zonder kleerscheuren komen we er niet vanaf.”

Russchenberg vindt dat de TU zich moet richten op onderzoek naar langetermijnproblemen. “Geld van de eerste geldstroom moet naar onderzoeksgebieden gaan die zich richten op problemen die over tien jaar belangrijk zijn. Lange-termijnproblemen, dat moet onze kapstok zijn. Temeer omdat we ook studenten opleiden die in de wereld van over tien jaar moeten functioneren.” Als voorbeeld noemt hij onderzoek gericht op klimaatverandering, energie en mobiliteit.

“Onderzoekers die zich voornamelijk bezighouden met vragen van vandaag passen niet aan die kapstok. Hun onderzoek is misschien meer iets voor TNO.”
In welke onderzoeksgroepen kan dan het mes? “Ik ga geen voorbeelden noemen. Dan krijg ik ruzie. Ik zie het al helemaal voor me.”
De onderzoeksgroepen die niet voor eerste geldstroom in aanmerking komen, hoeven overigens niet van de campus te verdwijnen. “Integendeel.” De miljoenen euro’s die Europa besteedt aan pan-Europese consortia van universiteiten, zogenaamde Knowledge and Innovation Communities (KIC’s), waar ook de TU aan meedoet (KIC klimaatverandering en KIC ict), bieden goede kansen om het bedrijfsleven aan de campus te binden, aldus Russchenberg.

Door middel van geld dat dankzij dit soort programma’s indirect vanuit het bedrijfsleven naar de TU stroomt, moet ‘TNO-achtig onderzoek’ zichzelf bedruipen. Veel meer dan wat kruimels wil Russchenberg dit soort onderzoek niet toewerpen.

“Als men geld krijgt uit de tweede en derde geldstroom, dan is dat prima. Zo niet, dan is er kennelijk geen behoefte aan dergelijk onderzoek in de maatschappij. Het college van bestuur zou aan zulke onderzoeksgroepen wel wat seed geld kunnen geven: geld waarmee ze aan acquisitie kunnen doen. Want geld zoeken kost geld.”
Russchenberg is ook bang dat het onderwijs aan de TU teveel op hbo-onderwijs gaat lijken. “Alle eerstejaars krijgen bijvoorbeeld les van wiskundigen om zich de basisvaardigheden eigen te maken. Er gaan stemmen op om de docenten van de eigen afdeling dat te laten doen omdat dat financieel aantrekkelijker is. Wiskundeles gegeven door niet-wiskundigen dus. Dan krijg je receptenonderwijs. Studenten leren dan alleen maar dat bepaalde methoden werken bij bepaalde vraagstukken. Terwijl het juist de bedoeling is dat studenten abstract leren denken aan de universiteit.”

De TU moet ook vaker langetermijnvisies ontwikkelen. “Nu tiert het opportunisme welig. Iedereen duikt noodgedwongen op elk subsidieprogramma om er een aio uit te halen. Er zit meestal niet zo’n diepe visie achter. Als we assertiever zijn en vraagstukken agenderen dan kunnen we veel vaker subsidieverleners achter ons krijgen. De Delft Research Initiatives (DRI’s) zijn daar een goed vehikel voor. Maar de DRI’s worden nog niet voldoende omarmd door de staf, al gaat het wel de goede kant op.”

Bezuinigingen
Om de financiële problemen van de TU Delft het hoofd te bieden, moeten alle faculteiten van het college van bestuur aangeven hoe ze tien procent kunnen bezuinigen op het geld dat zij vanuit de overheid krijgen. De faculteiten moeten met voorstellen komen over herinrichting van wetenschappelijke afdelingen en bundeling van onderwijs en onderzoek binnen de faculteit en met andere faculteiten. Ook moeten ze aangeven welke onderdelen onvoldoende bijdragen aan de doelen van de faculteit. Het vrijkomende geld wil het college vooralsnog gebruiken voor vernieuwing in onderwijs, onderzoek en infrastructuur. Het college spreekt daarom niet van bezuiniging maar van ‘flexibilisering’.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.