Onderwijs

Bees in space

Bijen kunnen door bloemen te bevruchten helpen bij voedselproductie op lange ruimtemissies. Maar kan een bij zonder zwaartekracht wel vliegen? Student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek Wouter van der Geur ontwikkelt een methode om dat te testen.

Al meer dan drie decennia proberen onderzoekers uit te vinden of er leven is op Mars. Vorig jaar vond ruimtevaartorganisatie Nasa aanwijzingen dat er stromend water op Mars zou zijn, een mogelijke woonplaats voor micro-organismen. Om de planeet beter te kunnen onderzoeken, willen ruimtevaartorganisaties er een basis bouwen waar astronauten kunnen verblijven.

Die basis is er nog lang niet. Maar als hij er komt, is een van de moeilijkheden de astronauten tijdens deze lange ruimtemissies van genoeg eten te voorzien. Een retourtje Mars duurt namelijk ongeveer negenhonderd dagen, schat Wouter van der Geur. “Je moet erheen en weer terug. En voor je terug kunt reizen, moet je wachten tot Mars en de aarde in de juiste positie staan.” Om genoeg voedsel mee te nemen voor die reis, zou je ongeveer het hele ruimtevoertuig vol eten moeten stoppen. Even wat te eten invliegen is ook geen optie, want vanaf Mars is de dichtstbijzijnde supermarkt acht maanden reizen. Maar wat als de astronauten in de ruimte hun eigen groente en fruit kunnen kweken?

De Australische universiteit RMIT in Melbourne bedacht een opblaasbare kas, waarin bijen rondvliegen om de planten te bevruchten. Op aarde gaat dat al eeuwen prima, maar het is nog onbekend of een bij op Mars wel zo goed kan vliegen. De zwaartekracht is daar veel kleiner dan op aarde. Bovendien werkt de ruimtebij bij kunstlicht en zonder horizon, waardoor oriënteren moeilijk kan zijn. “De bij moet wel netjes op de bloem kunnen landen om die te bevruchten”, zegt Van der Geur.

Tien bijen laten eind dit jaar zien hoe goed ze kunnen vliegen in gewichtloosheid. De streng geselecteerde Australian stingless bees reizen in een opblaasbare kubus van zestig centimeter hoog naar het internationale ruimtestation ISS. Daar moeten ze laten zien of ze kunnen landen op een kunstbloem. De bijen beginnen uitgerust aan hun taak, want tijdens de lancering wordt hun verblijf gekoeld, zodat ze in een soort winterslaap raken. “Daarna moeten ze even acclimatiseren en dan gaan ze hopelijk vliegen”, denkt Van der Geur. Hij bedenkt voor zijn afstuderen een manier om de bewegingen van de bijen te detecteren en analyseren.

Engelse onderzoekers volgden al eens bijen in het open veld met radar. Ze monteerden een antenne op de rug van de bijen, die daar vervolgens mee rondvlogen. Deze antenne gebruikt de energie uit het signaal dat hij ontvangt om een signaal terug te sturen. “Je hebt dus geen batterij aan boord van je bij nodig”, lacht Van der Geur. De methode is volgens hem alleen niet nauwkeurig genoeg voor de kleine ruimte waarin zijn bijen vliegen. “En het is moeilijk om de verschillende bijen uit elkaar te houden.” De signalen zijn namelijk voor iedere bij hetzelfde. Op het scherm zijn identieke stipjes te zien. Als de bijen langs elkaar vliegen, is na hun ‘ontmoeting’ niet meer duidelijk wie wie is. De bijen kunnen wel een persoonlijk signaal krijgen, maar dan moeten ze volgens Van der Geur ook een microchip en batterij meedragen. Deze apparatuur, waarmee eerder het migratiegedrag van vogels werd onderzocht, weegt negen gram. Dat is door een vogel wel te dragen, maar veel te zwaar voor een bij van ongeveer tweehonderd milligram.

Van der Geur denkt dat de bewegingen van de bijen het best vastgelegd kunnen worden op videobeelden. Speciale software zet die beelden om in getallen die de posities van de bijen weergeven, zodat de bewegingen geanalyseerd kunnen worden. “Het voordeel van deze methode is dat je niet alleen kunt zien waar de bij is, maar ook welke kant hij opkijkt. En onderzoekers hebben al software ontwikkeld om mieren, ook als ze vlak langs elkaar lopen, uit elkaar te kunnen houden” zegt Van der Geur. “Voor bijen moet die methode wel verder ontwikkeld worden, omdat ze driedimensionaal bewegen.”

In september moet Van der Geur weten wat de beste manier is om bijen te observeren. Hij gaat dan een half jaar naar Australië om een prototype van het instrument te bouwen en te testen. “Het is wel spannend dat ik nog niet weet wat ik ga maken.” Ook heeft hij goede hoop mee te mogen naar de lancering van de bijen. “In 2002 mochten studenten die meewerkten aan een onderzoek naar spinnen in de ruimte ook mee naar de lancering van de Space Shuttle.”

Als de bijen slagen voor de eerste test, volgt een jaar later de tweede. Twintig bijen gaan dan in een opblaasbare kas naar de ISS om te laten zien of ze ook echte planten kunnen bevruchten in de ruimte. Van der Geur: “Afstuderen op bloemetjes en bijtjes, wie had gedacht dat je dat in Delft zou kunnen doen?”

Engelse onderzoekers volgden al eens bijen in het open veld met radar. Ze monteerden een antenne op de rug van de bijen, die daar vervolgens mee rondvlogen. Deze antenne gebruikt de energie uit het signaal dat hij ontvangt om een signaal terug te sturen. “Je hebt dus geen batterij aan boord van je bij nodig.”

(Illustratie: XXXXXXXXXX)

Al meer dan drie decennia proberen onderzoekers uit te vinden of er leven is op Mars. Vorig jaar vond ruimtevaartorganisatie Nasa aanwijzingen dat er stromend water op Mars zou zijn, een mogelijke woonplaats voor micro-organismen. Om de planeet beter te kunnen onderzoeken, willen ruimtevaartorganisaties er een basis bouwen waar astronauten kunnen verblijven.

Die basis is er nog lang niet. Maar als hij er komt, is een van de moeilijkheden de astronauten tijdens deze lange ruimtemissies van genoeg eten te voorzien. Een retourtje Mars duurt namelijk ongeveer negenhonderd dagen, schat Wouter van der Geur. “Je moet erheen en weer terug. En voor je terug kunt reizen, moet je wachten tot Mars en de aarde in de juiste positie staan.” Om genoeg voedsel mee te nemen voor die reis, zou je ongeveer het hele ruimtevoertuig vol eten moeten stoppen. Even wat te eten invliegen is ook geen optie, want vanaf Mars is de dichtstbijzijnde supermarkt acht maanden reizen. Maar wat als de astronauten in de ruimte hun eigen groente en fruit kunnen kweken?

De Australische universiteit RMIT in Melbourne bedacht een opblaasbare kas, waarin bijen rondvliegen om de planten te bevruchten. Op aarde gaat dat al eeuwen prima, maar het is nog onbekend of een bij op Mars wel zo goed kan vliegen. De zwaartekracht is daar veel kleiner dan op aarde. Bovendien werkt de ruimtebij bij kunstlicht en zonder horizon, waardoor oriënteren moeilijk kan zijn. “De bij moet wel netjes op de bloem kunnen landen om die te bevruchten”, zegt Van der Geur.

Tien bijen laten eind dit jaar zien hoe goed ze kunnen vliegen in gewichtloosheid. De streng geselecteerde Australian stingless bees reizen in een opblaasbare kubus van zestig centimeter hoog naar het internationale ruimtestation ISS. Daar moeten ze laten zien of ze kunnen landen op een kunstbloem. De bijen beginnen uitgerust aan hun taak, want tijdens de lancering wordt hun verblijf gekoeld, zodat ze in een soort winterslaap raken. “Daarna moeten ze even acclimatiseren en dan gaan ze hopelijk vliegen”, denkt Van der Geur. Hij bedenkt voor zijn afstuderen een manier om de bewegingen van de bijen te detecteren en analyseren.

Engelse onderzoekers volgden al eens bijen in het open veld met radar. Ze monteerden een antenne op de rug van de bijen, die daar vervolgens mee rondvlogen. Deze antenne gebruikt de energie uit het signaal dat hij ontvangt om een signaal terug te sturen. “Je hebt dus geen batterij aan boord van je bij nodig”, lacht Van der Geur. De methode is volgens hem alleen niet nauwkeurig genoeg voor de kleine ruimte waarin zijn bijen vliegen. “En het is moeilijk om de verschillende bijen uit elkaar te houden.” De signalen zijn namelijk voor iedere bij hetzelfde. Op het scherm zijn identieke stipjes te zien. Als de bijen langs elkaar vliegen, is na hun ‘ontmoeting’ niet meer duidelijk wie wie is. De bijen kunnen wel een persoonlijk signaal krijgen, maar dan moeten ze volgens Van der Geur ook een microchip en batterij meedragen. Deze apparatuur, waarmee eerder het migratiegedrag van vogels werd onderzocht, weegt negen gram. Dat is door een vogel wel te dragen, maar veel te zwaar voor een bij van ongeveer tweehonderd milligram.

Van der Geur denkt dat de bewegingen van de bijen het best vastgelegd kunnen worden op videobeelden. Speciale software zet die beelden om in getallen die de posities van de bijen weergeven, zodat de bewegingen geanalyseerd kunnen worden. “Het voordeel van deze methode is dat je niet alleen kunt zien waar de bij is, maar ook welke kant hij opkijkt. En onderzoekers hebben al software ontwikkeld om mieren, ook als ze vlak langs elkaar lopen, uit elkaar te kunnen houden” zegt Van der Geur. “Voor bijen moet die methode wel verder ontwikkeld worden, omdat ze driedimensionaal bewegen.”

In september moet Van der Geur weten wat de beste manier is om bijen te observeren. Hij gaat dan een half jaar naar Australië om een prototype van het instrument te bouwen en te testen. “Het is wel spannend dat ik nog niet weet wat ik ga maken.” Ook heeft hij goede hoop mee te mogen naar de lancering van de bijen. “In 2002 mochten studenten die meewerkten aan een onderzoek naar spinnen in de ruimte ook mee naar de lancering van de Space Shuttle.”

Als de bijen slagen voor de eerste test, volgt een jaar later de tweede. Twintig bijen gaan dan in een opblaasbare kas naar de ISS om te laten zien of ze ook echte planten kunnen bevruchten in de ruimte. Van der Geur: “Afstuderen op bloemetjes en bijtjes, wie had gedacht dat je dat in Delft zou kunnen doen?”

Engelse onderzoekers volgden al eens bijen in het open veld met radar. Ze monteerden een antenne op de rug van de bijen, die daar vervolgens mee rondvlogen. Deze antenne gebruikt de energie uit het signaal dat hij ontvangt om een signaal terug te sturen. “Je hebt dus geen batterij aan boord van je bij nodig.”

(Illustratie: XXXXXXXXXX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.