Wetenschap

Barefoot architects and voodoo priests

Together with a team of young TU Delft architecture graduates, Alexander Vollebregt is giving Cordaid and the United Nations a helping hand in Haiti. “Will we make a difference? I don’t know. But it can’t get much worse.”

“For the real estate business, an earthquake like the one that hit Haiti is a dream come true. In the blink of an eye large areas need to be redeveloped. Millions, sometimes billions of euros are to be spent and they need to be spent quickly on infrastructure and buildings, because donors want to see tangible results as soon as possible”, says

Alexander Vollebregt, researcher at the faculty of Architecture, sighing. He sees this happening time and time again. New neighborhoods are built so hastily that there is no time to think about social, economic or safety issues.
“In Aceh for instance, contractors built new kampongs after the tsunami. They built a house for everyone; also for the elderly and children. Because of this, there was no land available in the kampongs for people to grow vegetables. The kampongs were also built for fishermen, but they were located miles away from the ocean.” In short, there was no way these kampongs could become economically viable; instead, they become the slums of tomorrow.

Vollebregt, together with a team of students, set up a research project, called urban emergencies, shortly after a fire burnt down the architecture faculty. The project set out to investigate post-disaster urban responses, and in particular the role of architects and urbanists. He has a pretty straightforward idea about how reconstruction can be ameliorated: “At the moment, relief agencies and civil engineers are involved in the early stages of the reconstruction. Only years later, during the so-called redevelopment phase, are architects and urban development experts consulted. That is much too late: they should be involved from the beginning.”

As we speak, a handful of recent architecture graduates are in Haiti to assist Cordaid and the United Nations in a pilot project. These ‘barefoot architects’, as Vollebregt calls them, help with the development of around 2,000 small wooden houses on the outskirts of Port au Prince.
“What’s special about this project is that the houses are semi-permanent”, Vollebregt explains. People can use these shelters as foundations and then further develop their homes in the ways that they prefer. The students will also research and design integrated urban development strategies, taking into account such key aspects as water, waste and energy management. “Normally, during the reconstruction phase, simple structures are built without taking into account these important infrastructural aspects. They are meant to be temporary, but when this phase is finished, it’s very difficult to make any important urban changes.”

Getting the locals involved in the reconstruction process is also of great importance. “In Haiti, the voodoo religion is very important. We should probably get the voodoo priests involved in the decision-making process.” 
If the project is successful, then over the next three years another 10,000 homes will be built, and Vollebregt envisions sending many more young architects to the area.

Vollebregt is going to Port au Prince as well. He will leave in the coming weeks for a ten-day journey, during which he’ll give presentations to development agencies about his vision on reconstruction work. Vollebregt: “Our focus is post-disaster redevelopment. It’s a fairly new term, unlike pre-disaster preparedness. Research shows that if just a small percentage of the aid money could be spent on figuring out how to deal with social, economic and safety issues right from the beginning, we could avoid a lot of problems later.”
But does the Delft researcher really believe he can make a difference in the huge, hierarchal world called ‘developmental aid’? Vollebregt says there really aren’t that many people active and in charge in this area: “Especially in the post-disaster field of work, there is limited expertise. So, on this side of the disaster world, there is lots of money yet very little knowledge.” What Vollebregt means to say is that if he manages to get through to the right people, he could make a difference: “I don’t have the pretention that I will make a big difference, but it can’t get any worse.”

Na een dienstverband van 27 jaar aan de TU bij de groep quantitative imaging (Technische Natuurwetenschappen) is prof.dr. Ted Young op 20 mei emeritus hoogleraar geworden. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zijn ongenoegen te uiten over het onderwijs in Nederland. Zijn afscheidsrede was doorspekt met videofragmenten uit actualiteitenprogramma’s en krantenknipsels waarin onderwijsexperts klagen over de onderwijsvernieuwingen in Nederland van de afgelopen twintig jaar .

Scholieren zouden slecht leren rekenen, schrijven en lezen, stelt u in uw afscheidsrede. U bent niet de enige die er zo over denkt, zo blijkt uit uw presentatie.

“Klopt. Iedereen ziet dat het mis gaat met het onderwijs. Onderwijsexperts klagen er al jaren over dat het niveau achteruit gaat en de parlementaire commissie Dijsselbloem liet geen spaan heel van de onderwijsvernieuwingen. Maar dat rapport is al twee jaar oud. En wat verandert er nu? Niets.”

U bent echt boos.

“Ik ben boos en ik voel me machteloos. Het is crimineel om jarenlang een beetje te gaan zitten experimenteren met onderwijs. Als je leerlingen op lagere- en middelbare scholen geen fundament meegeeft, dan hebben ze later een groot probleem. Aan de faculteit Technische Natuurwetenschappen kunnen we gemakkelijk constateren dat het niveau achteruit gaat. We nemen de eerstejaars studenten elk jaar een wiskundetoets af. Ze kunnen veel minder dan tienà twintig jaar geleden. Het wiskundecurriculum is belachelijk in Nederland. Studenten zijn bijvoorbeeld heel slecht in geometrie. Als je zegt dat sinus kwadraat plus cosinus kwadraat samen 1 is, dan kijken ze je aan met grote ogen. Ik chargeer een beetje.” ”

Wat is de oplossing? Strenger klassikaal les gericht op lezen, schrijven en rekenen zoals in de jaren vijftig, daar zitten we toch ook niet op te wachten?

“Haha, dat is wat minster Plasterk vorig jaar zei. ‘Wij moeten natuurlijk niet terug naar de jaren vijftig’, zo werd hij geciteerd in HP/DeTijd. Maar wat weet hij nu van het onderwijs van die tijd? Hij is in 1957 geboren. Kinderen blijken een strengere klassikale lesmethode heel prettig te vinden. Kijk maar naar dit videofragment van het NOS-journaal over Belgische scholen net over de grens. Nederlandse kinderen gaan daar graag naartoe. Het is valse trots om te denken dat we niets van de Belgen zouden kunnen leren.”

U vindt ook dat het Koningshuis goed onderwijs moet stimuleren. Hoezo de familie Van Oranje?

“Omdat ze politiek neutraal is. Sterker nog, ze staat boven de politiek. Politici van links en rechts drukken altijd hun ideologische stempel op het onderwijs. Links wil kinderen wijzen op onrechtvaardigheden in de wereld. Rechts wil kinderen de waarden bijbrengen van familie, religie, traditie en patriottisme. Dat is fout. Ouders en de kerk vervulden vroeger die taken. Scholen moeten kinderen nieuwe kennis en analytische vaardigheden bijbrengen. Maar die taak lijken ouders nu noodgedwongen op zich te nemen.”

Patriottisme, dat is toch heel Amerikaans?

“Dacht je dat? Je ziet het nu juist heel veel op scholen. De canon is patriottisch. En Balkenende en Rouvoet die continu hameren op waarden en normen, dat is ook patriottistisch. Iedereen in de politiek heeft zo zijn eigen agenda. En ze zijn geen van allen onderwijsexpert.”

Is de Koninklijke familie onderwijsexpert?

“Nee, maar de Koningin is wel geïnteresseerd in wat Nederland kan bijdragen aan de rest van de wereld. Het zou geweldig zijn als ze zich hard zou maken voor goed onderwijs. En Willem Alexander, die zou niet alleen water als stokpaardje moeten hebben, maar als invloedrijk ouder ook onderwijs.”

En het hoger onderwijs, maakt u zich daar zorgen over?

“Ja. Het probleem is dat studenten graag als slachtoffer gezien willen worden. Ze vinden dat ze te weinig vrijheid hebben en dat ze geen tijd hebben voor een sociaal leven. Dat is onzin. Zelfs in China, dat toch bekend staat als streng, hebben studenten een sociaal leven.”

Studenten gaan naar de universiteit om een sociaal en zakelijk netwerk op te bouwen. Dat is toch ook belangrijk?

“Als studenten leren dat ze naar de universiteit moeten gaan om een netwerk op te bouwen, wat is er dan met de verlichting gebeurd? Het idee van de verlichting is dat educatie moet zorgen voor een brede fundamentele basis zodat mensen in staat zijn een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Studenten kennen het werk van grote filosofen nu niet meer en ze hebben de grondwet nog nooit gelezen. Het is niet hun schuld. Ze zijn niet gevormd op de lagere- en middelbare school, maar vervormd.”

Blijft u ook na uw pensionering nog actief als educator aan de TU?

“Ik blijf de komende jaren les geven. En ik blijf juryvoorzitter van de leermeesterprijs, een prijs die het Universiteitsfonds jaarlijks toekent aan een docent die excelleert in onderwijs.”

U heeft nog veel meer taken aan de TU: u bent voorzitter van de adviescommissie voor de benoeming van Antoni van Leeuwenhoekhoogleraren en u bent voorzitter van Medical Delta, een groot samenwerkingsverband van de TU en de universiteiten van Leiden en Rotterdam.

“Ja, dat blijf ik ook allemaal doen. De komende vier jaar werk ik ook verder aan kwantitatieve microscopie. Dit onderzoek moet ertoe leiden dat microscopen scherper kunnen zien en dat computers de opgenomen beelden beter kunnen analyseren. Bij een methode proberen we licht door gaatjes te wurmen die kleiner zijn dan hun eigen golflengte. Wat er dan met het licht gebeurt is verbluffend ingewikkeld.”

Er verandert dus weinig nu u met pensioen bent?

“Ik mag het iets rustiger aan gaan doen. De afgelopen jaren heb ik gemiddeld vijftig uur per week gewerkt. Mijn vrouw heeft gezegd dat ik nu maar vier dagen per week mag werken. Maar ik smokkel hier en daar nog een vrijdagochtend erbij met het beantwoorden van mails. Ik ben fit en gezond en heb nog veel enthousiasme voor het vak. Maar ik ben gewaarschuwd: ik moet uitkijken dat collega’s me niet met werk overladen omdat ze denken ‘die Young heeft nu toch niets meer te doen’.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.