Wetenschap

Artificial life

Bringing extinct species back to life and creating new life forms are perhaps things that will one day be possible, thanks to a technique developed by the renowned American biologist Craig Venter.

Scientists were quoted making these seemingly fantastic claims in an editorial article in Nature. So what created all the fuss? In the May 20th issue of Science, researchers at the J. Craig Venter Institute reported that they had created a synthetic copy of a bacterial genome and used it to commandeer the cell of a closely related species. Or, as Venter put it himself in New
Scientist: ‘We did not create life from scratch: we transformed existing life into new life. […] it’s proof that it is possible to …create a cell with no biological ancestor.’

Nature reported that the American researchers started off with a highly accurate genome sequence they had copied from the bacterium Mycoplasma mycoides. Using this as a template, they ordered a set of short DNA strands, each about 1,000 base pairs long, from a DNA-sequencing company, and then inserted these strands into a yeast cell, where the yeast’s own genetic machinery strung them together into a copy of the natural M. mycoides genome. They transplanted this genome into a cell of a closely related bacterial species, which subsequently took on the characteristics of M. mycoides.
Synthetic biology’s ultimate goal is to design life forms, much like engineers design computers or cars. Professor Cees Dekker, head of the faculty of Applied Sciences’ department of bionanoscience, believes this breakthrough fuels the discussion about whether this is possible. “It’s an intriguing concept to think about building life using loose building blocks.”
Dekker however doesn’t agree with Venter when he says that he made a cell with no biological ancestors, with the culprit being that Venter still used an existing cell.

Around the world people are also trying to make synthetic protocells. In Dekker’s department, for instance, dr. Christophe Danelon tries to build cell membranes with ion channels and all sorts of other proteins required for cellular processes. His very ambitious aim is to make an artificial protocell equipped with a synthetic genome that can provide itself with energy, reproduce and evolve.

“I’ve thought this over for a long time”, Dekker says. “From basic principles I cannot rule out that it is possible to assemble a living object out of components. It might even happen during my lifetime.”
Will it also be possible to bring extinct species back to life? That’s a whole other ball game, according to Dekker: “Image that we could obtain the complete DNA sequence of a Neanderthal. We would then still need to place it in a suitable cell. And that would be a eukaryotic cell, which makes it all much more complicated.”

In Venter’s project a prokaryotic cell was used, Dekker explains. Only bacteria and microorganisms belonging to the kingdom of Archae have these kinds of simple cells. They lack many cellular structures that are present in eukaryotic cells, the cells that all other forms of life are made of (except viruses). Jurassic Park is still a long way off.

Naam: Yvon Bosselaar-Noordermeer (32)
Woonplaats: Rotterdam
Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd
Studie: Industrieel ontwerpen
Afstudeerrichting: Niet van toepassing
Afstudeerjaar: Niet van toepassing
Loopbaan: In 2003 begon Yvon Bosselaar haar eigen bedrijf Storm op Zolder. Haar eerste ontwerpen waren draagdoeken en kleurige katoenen luiers. In haar collectie zitten ook schommelledikanten met ophangsystemen en kledingpatronen. Ze geeft workshops en is nu ook groothandelaar in ecologische stoffen. In 2007 begon ze met haar studie verloskunde.

Yvon Bosselaar had helemaal genoeg van haar studie industrieel ontwerpen. Na het zoveelste dynamica-examen, problemen met dyslexie en dyscalculie en ziekte door haar eerste zwangerschap gaf Bosselaar er de brui aan. “De opleiding lag me wel. Ik kan goed ontwerpen en het sprak me aan om met techniek bezig te zijn. Toch was het niet mijn vak”, zegt Bosselaar als ze terugkijkt op haar studietijd. “Maar ik kan niet op commando een nieuwe televisie bedenken. Als IO’er word je vaak tot manager opgeleid en ik wilde helemaal niet met een carrière bezig zijn.”

Bosselaar dacht haar studie en het ontwerpen voorgoed aan de wilgen te hangen toen ze stopte. Maar niets was minder waar. Na de geboorte van haar zoon Storm zes jaar geleden kwam het ontwerpen weer op haar pad. “Storm wilde steeds opgepakt worden. Als ik hem niet droeg, begon hij te huilen. Ik was dus op zoek naar een goede draagdoek, maar ik vond alle materialen veel te hard en te gestructureerd. Bovendien waren er geen draagdoeken te vinden die niet meters stof bevatten. Heel irritant.”

Dus begon Bosselaar zelf ‘lekker te prutsen’ met allerlei stoffen. “Ik ging uitproberen welke stof ik prettig vond dragen. Door mijn studie wist ik hoeveel een stof kan hebben en waar de drukpunten liggen, dus dat ging vrij snel.”
Ook begon Bosselaar met het ontwerpen van biologische katoenen luiers. “Alle biologische luiers die in de winkel lagen, waren wit. Zo stom. Als ik iets biologisch wil hebben, betekent dat toch nog niet dat ik een blanco leven wil leiden. Een kind van een paar maanden reageert ook al op kleuren. Waarom is dan alles wit? Kleuren zijn veel leuker voor een kind. Bovendien, mama wil ook wel eens wat.”

Nadat haar eigen kind en kinderen van vrienden van vrolijke, kleurige, ecologische luiers waren voorzien, en alle kasten propvol zaten, besloot Bosselaar er een handeltje in te beginnen op internet. De naam was snel verzonnen. Storm op zolder betekent in het Rotterdams een wilde bos met haar en Storm is de naam van haar zoon. “En dat haar heb ik al sinds mijn studie”, zegt Bosselaar.

Na een artikel in een glossy woonblad, ging het helemaal los met het bedrijf. Er kwamen steeds meer aanvragen. “Veel webwinkels voor kinderen had je toen nog niet, dat maakte het ook populair”, zegt Bosselaar.
Vooral Amerikanen waren dolenthousiast over haar katoenen luiers. “Ik werk ook met wol. Over de katoenen luiers doe ik wolbroekjes omdat die het vocht goed vasthouden. Veel Amerikanen wilden via mij wol kopen, alleen omdat ik die wol in mijn wolbroekjes gebruikte. Dat was wel raar, om ineens te verdienen aan het doorverkopen van een basisproduct. Maar Amerikanen verbazen mij inmiddels niet echt meer. Ik borduur ook figuren op de wolbroekjes. Voor een figuurtje extra op alleen hun exemplaar wolbroekje betaalden ze al gauw honderd dollar meer. Sommige broekjes zaten zo vol borduursels dat ik me afvroeg of zo’n kind er nog wel mee kon lopen. Heel bizar.”

Bosselaar vindt het prettig om zelf dingen te verzinnen, in plaats van in opdracht. Kinderkleren zitten vaak vol sprookjesfiguren. “Kinderen reageren daar goed op”, zegt ze. De kleren met sprookjesachtige wezens wijken niet alleen door de feeërieke figuren af van andere kleren die je in andere kinderwinkels kunt kopen.

Bosselaars patronen zorgen ervoor dat kleren meer seizoenen meegaan. Haar kinderkleren en patronen zijn multifunctioneel. Broekspijpen worden met een kleine aanpassing mouwen, een grote kraag kun je omvouwen en omkeren, een jurkje wordt een tuniek. “Ik vind het zonde om kleren na een seizoen al weg te doen. Kinderen groeien hard, maar daar kun je met deze kledingpatronen rekening mee houden.” Zonder dat het meteen een geitenwollensokkenimago krijgt. “Want je kunt er gemakkelijk een glossy uiterlijk aan geven. Biologische en ecologische producten hoeven helemaal niet suf te zijn.”

Kenmerkend aan de ontwerpen van Bosselaar is dat de producten vaak op meer manieren te gebruiken zijn. Zoals ledikanten met de ingenieuze ophangsystemen. Het ledikant kan worden aangepast aan het matras en hoog of laag worden opgehangen. Bosselaar bedacht het omdat zoon Storm, die licht autistisch is, het als baby erg fijn vond om heen en weer geschommeld te worden tijdens het slapen. “Bij het ontwerpen van zo’n nieuw ledikant komt mijn opleiding dan weer van pas. Ik weet mijn gedachtesprongen logischer vorm te geven dan iemand zonder ontwerpopleiding. Ik ga nog steeds wetenschappelijk te werk bij het uitdenken van een nieuw product. En bij zo’n kinderledikant spit ik de normering van kinderproducten en de veiligheidseisen helemaal na. Bij zo’n bedje weet ik waar de zwaartepunten en de draaipunten zitten en hoe je de houten delen aan de stof moet ophangen. Ik draag Storm soms nog in een draagdoek, zelfs nu hij meer dan dertig kilo weegt. Sommige mensen roepen dan vertwijfeld uit dat de doek gaat scheuren. Zij weten blijkbaar niets van de eigenschappen van textiel.”

Maar Bosselaar gebruikt haar kennis van industrieel ontwerpen niet alleen bij het bedenken van nieuwe bedden. “Ik gebruik het ook bij het bedenken van nieuwe kledingpatronen. Mensen breien al sinds 1800, maar dat betekent niet dat je niets meer kunt veranderen. Ik bereken mijn breipatronen heel technisch. Sommige mensen breien maar wat en dan worden het van die slobbertruien die geen enkel kind aan wil omdat ze zo vervelend zitten. Ik ben pas tevreden bij een perfecte pasvorm.”

In 2007 begon Bosselaar aan een nieuwe studie: verloskunde. De wetenschappelijke manier van denken die ze op de universiteit leerde, komt ook bij haar nieuwe studie goed van pas. “De methodiek is vergelijkbaar. Je analyseert medische problemen en wat het probleem veroorzaakt.”
Maar ze vindt het vooral leuk om tijdens haar studie met mensen bezig te zijn. “Ik vind het wonderlijk dat iets zo kleins tot een kind kan uitgroeien. Maar als verloskundige houd ik dat wonderlijke wel graag zo gewoon mogelijk.” Ook in de verloskunde vindt ze individuele zorg erg belangrijk. “Mijn producten van Storm op Zolder zijn aan te passen aan ieder kind. Dat vind ik in de verloskunde ook erg belangrijk. Iedereen verdient persoonlijke zorg. Alles is al massaal genoeg.”

Of ze haar eigen bedrijf opdoekt als ze klaar is met haar studie, weet ze nog niet. “Ik ontwerp al sinds mijn vierde van alles en nog wat. Ik maakte toen een ufo van een oude transistor en stof. Mijn My little pony’s sliepen in zelfgemaakte stapelbedden en hadden wildwaterbanen gemaakt van rietjes en dominostenen. Ik maakte mijn eigen ontwerpwereld. Daar ben ik sindsdien niet meer mee opgehouden. Maar ik denk wel dat het bedrijf met mij mee evolueert. In de verloskundigenpraktijk zijn nog genoeg ergonomisch irritante producten te vinden. Tijdens een bevalling neem je altijd een grote verloskoffer mee. Die zit vol spullen. Maar ondanks allerlei vakjes is het altijd een chaos in die koffer. Daar valt ergonomisch nog veel aan te verbeteren.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.