Campus

‘Architectuur wordt een zaak van trends’

Met een ‘wij doen wat we zelf willen’, trok Bouwkunde-decaan prof. Cees Dam geregeld ten oorlog tegen het centrale TU-gezag. Hij droomt zelfs van volledige onafhankelijkheid, onthulde hij tijdens zijn afscheid. Ook de bouwkunde-student moet anders: minder arrogant, minder lui, minder dom.

Bouwkunde heeft afscheid genomen van een kleurrijk decaan. Weinig TU-hoogleraren kunnen kookgoeroe Joop Braakhekke op hun afscheidsfeestje begroeten. Of de Haagse burgemeester Wim Deetman, choreograaf Hans van Manen, collega-hoogleraren Pim Fortuyn en de econoom Heertje. Allen brachten zij begin december hulde aan vriend Cees, die naast het decanaat ook afstand deed van zijn leerstoel interieur. Dam is 65.

De architect van de Amsterdamse Stopera is een aimabele man. Informeert eerst uitgebreid hoe het gaat met de hem onbekende Delta-journalist, alvorens aan het interview te beginnen.

De koning der architecten, noemt De Volkskrant hem. Onterecht, zegt Dam zoals het betaamt. Maar hij is met de column van vriendin Annemarie Oster erg in zijn sas: ,,Zo’n lief stukje.” Koning of niet, Dam behoort wel tot de Hollandse architecten-elite, het handjevol sterren dat aanbeden wordt door de studenten.

‘Verdwazing’, noemt Dam deze persoonsverheerlijking die elders in Delft ontbreekt. Een gevolg van de mythe van de genie-architect, angstvallig gekoesterd door de media en het ontwerperswereldje zelf. Het gevolg is dat de tientallen architectuurstudenten die jaarlijks hun bul behalen, allemaal dezelfde droom hebben: een plaatsje bemachtigen tussen de groten: Koolhaas, Weeber, Hertzberger, Van Berkel.

Een ‘onrealistische situatie’ waardoor ,,mensen erg ongelukkig kunnen worden”, meent Dam. ,,Iedereen moet zijn eigen cultuur ontwikkelen zonder nationale grootheid te willen worden. Dat kan ook door een dakkapelletje in Tietjerkstradeel.”
Eendagsvlieg

Dam was decaan van een faculteit die in Delft als een vreemde eend bekend staat. Emotie speelt in het architectenvak een belangrijke rol, verklaart Dam het onderscheid met de andere Delftse opleidingen. Die zouden van Bouwkunde overigens veel kunnen leren: ,,Want ook grote natuurwetenschappers werden natuurlijk gedreven door hun gevoel.” De stelling dat Bouwkunde een buitenbeentje is, zou Dam daarom liever willen omdraaien. ,,Vanuit de maatschappij gezien, is de rest van Delft een buitenbeentje.”

Die maatschappij, de cultuur: een goed architect is er diep in geworteld. Dam: ,,Want architectuur is reflectie op maatschappelijke ontwikkelingen en traditie. Maar dat wordt heel snel verkeerd begrepen. Het gaat niet om het herhalen of het behouden van traditie. Maar door een grondige analyse ervan leren wat essentiële waarden zijn. Alleen zo kunnen nieuwe ontwerpen werkelijk van betekenis zijn.”

Helaas is aandacht voor traditie bij Bouwkunde wat in het slop geraakt. Het gevolg: ,,Architectuur wordt een zaak van trendsdie elkaar met steeds grotere snelheid volgen en verdringen.” Dat levert architectonische ‘eendagsvliegen’ op, die geen relatie hebben met de cultuur. Dam: ,,Het atomium in Brussel is daar een goed voorbeeld van. Architectuur die niet aanspreekt.”

Bouwkunde-studenten zouden daarom meer culturele bagage (‘Bildung‘) moeten hebben, vindt Dam. ,,Ik vind dat de vakken cultuur- en kunstgeschiedenis in de opleiding versterkt moeten worden.” De opleiding moet sowieso zwaarder, pleit Dam. Kritiek dat Bouwkunde te makkelijk is, zoals studenten zelf zeggen in de Keuzegids Hoger Onderwijs, is een aansporing om daar snel mee te beginnen. ,,Zowel de programma’s als de docenten kunnen best een paar tandjes hoger. Nu zien veel studenten te laat: dit is mijn vak niet.”

Een stuk langer zou de opleiding ook moeten duren, vindt Dam. ,,Studenten komen nu op hun achttiende binnen en zijn op hun 23e architect. Dat kan natuurlijk niet.” Levenservaring maakt de architect, het is een ‘elderman’s profession’. ,,Jonge architecten kunnen daarom beter eerst een tijd gaan reizen, de wereld verkennen, mensen leren begrijpen. Niet meteen dat platte werkproces in: in hoog tempo bij een architectenbureau dingen maken die niet zo interessant zijn.”
Spirit

Als ‘dwarsige’ decaan kwam Dam zo nu en dan in botsing met het college van bestuur. Met het plan voor verhuizing naar het Rotterdamse Van Nelle gebouw bijvoorbeeld. Dat het cvb daar uiteindelijk een stokje voor stak, kan Dam goed begrijpen. ,,Een kwart van alle TU-studenten naar een andere stad kan natuurlijk niet.” Maar daar ging het Dam ook niet zo zeer om. Bouwkunde wilde even de tanden laten zien om de eigen onafhankelijkheid te benadrukken. ,,De spirit tonen dat wij doen wat we zelf willen.”

Die onafhankelijkheid van de faculteit zou nog wel eens een stuk groter kunnen worden, als Dams plan voor een fusie met Bouwkunde in Eindhoven en het Amsterdamse Berlage Instituut doorgaat. Dam kwam met dat opmerkelijke idee tijdens zijn afscheidsrede. Door de fusie kunnen studenten ook op de kleine deelgebieden van het vak goed onderwijs blijven volgen. Nu zijn er vaak te weinig studenten om goede docenten aan te trekken, legt Dam uit.

Voor succes van dit nieuwe overkoepelende architectonisch instituut, denkt Dam aan ,,algehele onafhankelijkheid, misschien zelfs privatisering”. Dam heeft de ‘deuren en ramen’ opengezet. Het is aan zijn opvolger Beunderman om te kijken of het plan haalbaar is.

Zelf is de architect-professor vanaf heden weer vijf dagen in de week te vinden aan de Amsterdamse Singel, op zijn eigen architectenbureau. Aan stoppen met werken denkt Dam voorlopig nog niet. ,,Natuurlijk niet. Architecten maken hun beste ontwerpen pas na hun zeventigste.”

Bouwkunde heeft afscheid genomen van een kleurrijk decaan. Weinig TU-hoogleraren kunnen kookgoeroe Joop Braakhekke op hun afscheidsfeestje begroeten. Of de Haagse burgemeester Wim Deetman, choreograaf Hans van Manen, collega-hoogleraren Pim Fortuyn en de econoom Heertje. Allen brachten zij begin december hulde aan vriend Cees, die naast het decanaat ook afstand deed van zijn leerstoel interieur. Dam is 65.

De architect van de Amsterdamse Stopera is een aimabele man. Informeert eerst uitgebreid hoe het gaat met de hem onbekende Delta-journalist, alvorens aan het interview te beginnen.

De koning der architecten, noemt De Volkskrant hem. Onterecht, zegt Dam zoals het betaamt. Maar hij is met de column van vriendin Annemarie Oster erg in zijn sas: ,,Zo’n lief stukje.” Koning of niet, Dam behoort wel tot de Hollandse architecten-elite, het handjevol sterren dat aanbeden wordt door de studenten.

‘Verdwazing’, noemt Dam deze persoonsverheerlijking die elders in Delft ontbreekt. Een gevolg van de mythe van de genie-architect, angstvallig gekoesterd door de media en het ontwerperswereldje zelf. Het gevolg is dat de tientallen architectuurstudenten die jaarlijks hun bul behalen, allemaal dezelfde droom hebben: een plaatsje bemachtigen tussen de groten: Koolhaas, Weeber, Hertzberger, Van Berkel.

Een ‘onrealistische situatie’ waardoor ,,mensen erg ongelukkig kunnen worden”, meent Dam. ,,Iedereen moet zijn eigen cultuur ontwikkelen zonder nationale grootheid te willen worden. Dat kan ook door een dakkapelletje in Tietjerkstradeel.”
Eendagsvlieg

Dam was decaan van een faculteit die in Delft als een vreemde eend bekend staat. Emotie speelt in het architectenvak een belangrijke rol, verklaart Dam het onderscheid met de andere Delftse opleidingen. Die zouden van Bouwkunde overigens veel kunnen leren: ,,Want ook grote natuurwetenschappers werden natuurlijk gedreven door hun gevoel.” De stelling dat Bouwkunde een buitenbeentje is, zou Dam daarom liever willen omdraaien. ,,Vanuit de maatschappij gezien, is de rest van Delft een buitenbeentje.”

Die maatschappij, de cultuur: een goed architect is er diep in geworteld. Dam: ,,Want architectuur is reflectie op maatschappelijke ontwikkelingen en traditie. Maar dat wordt heel snel verkeerd begrepen. Het gaat niet om het herhalen of het behouden van traditie. Maar door een grondige analyse ervan leren wat essentiële waarden zijn. Alleen zo kunnen nieuwe ontwerpen werkelijk van betekenis zijn.”

Helaas is aandacht voor traditie bij Bouwkunde wat in het slop geraakt. Het gevolg: ,,Architectuur wordt een zaak van trendsdie elkaar met steeds grotere snelheid volgen en verdringen.” Dat levert architectonische ‘eendagsvliegen’ op, die geen relatie hebben met de cultuur. Dam: ,,Het atomium in Brussel is daar een goed voorbeeld van. Architectuur die niet aanspreekt.”

Bouwkunde-studenten zouden daarom meer culturele bagage (‘Bildung‘) moeten hebben, vindt Dam. ,,Ik vind dat de vakken cultuur- en kunstgeschiedenis in de opleiding versterkt moeten worden.” De opleiding moet sowieso zwaarder, pleit Dam. Kritiek dat Bouwkunde te makkelijk is, zoals studenten zelf zeggen in de Keuzegids Hoger Onderwijs, is een aansporing om daar snel mee te beginnen. ,,Zowel de programma’s als de docenten kunnen best een paar tandjes hoger. Nu zien veel studenten te laat: dit is mijn vak niet.”

Een stuk langer zou de opleiding ook moeten duren, vindt Dam. ,,Studenten komen nu op hun achttiende binnen en zijn op hun 23e architect. Dat kan natuurlijk niet.” Levenservaring maakt de architect, het is een ‘elderman’s profession’. ,,Jonge architecten kunnen daarom beter eerst een tijd gaan reizen, de wereld verkennen, mensen leren begrijpen. Niet meteen dat platte werkproces in: in hoog tempo bij een architectenbureau dingen maken die niet zo interessant zijn.”
Spirit

Als ‘dwarsige’ decaan kwam Dam zo nu en dan in botsing met het college van bestuur. Met het plan voor verhuizing naar het Rotterdamse Van Nelle gebouw bijvoorbeeld. Dat het cvb daar uiteindelijk een stokje voor stak, kan Dam goed begrijpen. ,,Een kwart van alle TU-studenten naar een andere stad kan natuurlijk niet.” Maar daar ging het Dam ook niet zo zeer om. Bouwkunde wilde even de tanden laten zien om de eigen onafhankelijkheid te benadrukken. ,,De spirit tonen dat wij doen wat we zelf willen.”

Die onafhankelijkheid van de faculteit zou nog wel eens een stuk groter kunnen worden, als Dams plan voor een fusie met Bouwkunde in Eindhoven en het Amsterdamse Berlage Instituut doorgaat. Dam kwam met dat opmerkelijke idee tijdens zijn afscheidsrede. Door de fusie kunnen studenten ook op de kleine deelgebieden van het vak goed onderwijs blijven volgen. Nu zijn er vaak te weinig studenten om goede docenten aan te trekken, legt Dam uit.

Voor succes van dit nieuwe overkoepelende architectonisch instituut, denkt Dam aan ,,algehele onafhankelijkheid, misschien zelfs privatisering”. Dam heeft de ‘deuren en ramen’ opengezet. Het is aan zijn opvolger Beunderman om te kijken of het plan haalbaar is.

Zelf is de architect-professor vanaf heden weer vijf dagen in de week te vinden aan de Amsterdamse Singel, op zijn eigen architectenbureau. Aan stoppen met werken denkt Dam voorlopig nog niet. ,,Natuurlijk niet. Architecten maken hun beste ontwerpen pas na hun zeventigste.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.