Onderwijs

Anderhalfduizend reizende stipjes

Waar gaan ze heen? Hoe laat? En met welk vervoersmiddel? Wendy Bohte van Onderzoeksintituut OTB legt een week lang precies vast waar haar proefpersonen zijn.

Met 1500 proefpersonen is dit het eerste grote onderzoek naar verplaatsingsgedrag met het global positioning system (gps). De vele data verwerkt ze met de nieuwe methode die ze ontwikkelde.

Meneer Wijnands loopt langs de traplift de huiskamer in. “Sinds mijn herseninfarct loop ik moeilijk”, vertelt hij. “Voor een experiment van de universiteit Nijmegen heb ik een apparaatje om mijn been waarmee ik beter moet lopen. En aan dit experiment wilde ik ook wel meedoen.” Wijnands luistert aandachtig hoe hij de gps-ontvanger die hij vasthoudt aan en uit moet zetten en op moet laden. Een week lang zal het apparaat continu registreren waar Wijnands is.

In haar kamer in Delft kan drs. Wendy Bohte een week later zien dat Wijnands met de auto op verjaardagsvisite ging. En waarschijnlijk ook een paar rondjes met de scootmobiel reed, als het niet te koud was. Bohte benaderde, in samenwerking met de gemeenten Amersfoort, Zeewolde en Veenendaal, bewoners van tien wijken in die steden. Vijftienhonderd mensen wilden meewerken en dragen tussen eind januari en eind juni een week lang een gps-ontvanger bij zich. Bohte wil van hen precies weten welke ritjes ze die week maken, hoe laat en met welk vervoersmiddel. Als ze naar hun werk gaan, maar ook als ze een rondje hardlopen of de hond uitlaten. “Dit is het eerste, zo grootschalige experiment met gps-ontvangers”, zegt Bohte.

“Ik wil onderzoeken of er een verband bestaat tussen de ruimtelijke inrichting van een stad of dorp en het verplaatsingsgedrag van de bewoners.” Bohte onderzoekt bijvoorbeeld welke mensen een ‘duurzame leefstijl’ hebben, dus graag met de trein of met de fiets reizen. Voor hen kunnen wijken gebouwd worden met mooie, vrij liggende fietspaden en een station in de buurt. Maar er moeten wel de juiste woningen staan. Als fietsliefhebbers hun gewenste woning vinden op een plek die alleen met de auto goed bereikbaar is, gaan ze mogelijk toch daar wonen. Ze zullen dan waarschijnlijk niet meer fietsen naar het werk, maar ’s ochtends aansluiten in de file. En dat is het tegenovergestelde van wat de overheid wil bereiken. “Als de overheid weet welke woonwensen mensen met een duurzame leefstijl hebben, kan ze gericht wijken bouwen”, zegt Bohte.

Bohte onderzocht vorig jaar met een uitgebreide enquête onder vierduizend respondenten welke wensen ze hebben voor hun woning. Ook vroeg ze of de respondenten kinderen en een baan hebben en met welk vervoersmiddel ze graag reizen. Nu onderzoekt ze met de gps-ontvangers hoe mensen zich echt verplaatsen. Want mensen vergeten in enquêtes de kleine ritjes op te geven en onderschatten snel hoe vaak ze op pad zijn, zegt Bohte.
Sigarettenpakje

“In de Verenigde Staten wordt wel onderzoek gedaan met gps-ontvangers die zijn ingebouwd in auto’s”, vertelt Bohte. “Maar voor mijn onderzoek wil ik ook alle ritten met andere vervoersmiddelen registreren.” Eerder waren de gps-ontvangers niet geschikt om mee te nemen tijdens een rondje hardlopen: ze waren te groot en te zwaar. “Met de gps-ontvangers van een jaar geleden had ik dit onderzoek niet kunnen doen”, zegt Bohte. Ze haalt een apparaatje tevoorschijn zo groot als een sigarettenpakje. Dat is wel iets anders dan de twee kilo wegende ontvangers waar het ministerie van verkeer en waterstaat tien jaar geleden 121 proefpersonen mee op pad stuurde. “Je moest de gps-ontvanger goed voor je uit houden voor een goede ontvangst. Zo kun je mensen niet rond laten fietsen.”

De ontvanger die Bohte gebruikt voor haar onderzoek kan gewoon in een tas, mits een beetje bovenop, en hoeft alleen ’s nachts te worden opgeladen. Geen probleem dus om hem een weekje bij je te dragen, vonden ook Arie en Dieke Reitsema. Vorige week hingen bij hen twee ontvangers aan de kapstok. Dieke Reitsema vergat hem maar één keer, toen ze snel een boodschap moest doen. De rest van de week hielpen de gele briefjes, die Bohte met ‘Gps mee?’ liet bedrukken, haar aan het experiment herinneren.

De familie Reitsema verhuisde drie jaar geleden naar een van de eerste huizen in Amersfoort Vathorst, een Vinex-wijk aan de noordkant van Amersfoort. “Het is een beetje een ongezellige buitenwijk. Er wordt nog veel gebouwd, er is niks te beleven en alles is ver weg”, zegt Arie Reitsema. Ze verlieten dan ook niet geheel vrijwillig het centrum van Amersfoort. De vrijgemaakt-gereformeerd predikant Reitsema werd gevraagd predikant te worden in de nieuwe wijk. Het kerkgebouw is nog niet klaar, dus hij werkt vooral thuis aan zijn preken. Als hij iemand van zijn gemeente bezoekt of catechisatie moet geven, is dat allemaal in de wijk. Dan pakt hij de fiets. Dieke Reitsema zou ook wel willen fietsen naar haar werk. Maar als verpleegkundige in de thuiszorg werkt ze vaak te ver weg en moet ze met de auto.

Dat al hun gangen werden geregistreerd, vonden ze geen probleem. “Maar ik had wel steeds het gevoel dat er iemand meekeek”, vertelt Dieke Reitsema. “Je bent je ineens heel bewust van waar je heengaat.” Vorige week had ze een keer nachtdienst en sliep ze niet thuis. “Toen dacht ik wel even: ‘wat zullen ze wel denken?'” Bohte kan zich dat gevoel wel voorstellen, maar benadrukt dat ze niet per persoon naar de gegevens kijkt. “Ik analyseer de data van vijftienhonderd mensen als één bestand en kijk niet naar individuele gegevens. Bovendien zijn de categorieën van bestemmingen, bijvoorbeeld recreatie of winkel, zo breed dat het niet heel persoonlijk wordt.”
Dagboekjes

Alle ritten van Arie en Dieke Reitsema zijn opgeslagen in de gps. Bohte ziet deze ritten in de vorm van een heleboel stipjes op haar scherm, voor iedere vijf seconden één. Maar Bohte wil meer weten dan coördinaten en tijdstippen. Ze wil ook weten waarom iemand de rit maakt; gaat hij op familiebezoek of naar een winkel? En met welk vervoersmiddel verplaatst hij zich? Haar begeleider drs. Kees Maat verzamelde deze informatie in een eerder onderzoek met papieren dagboekjes. De respondent moest dan bij iedere rit het tijdstip van vertrek en aankomst, de bestemming en het vervoersmiddel invullen. “Na twee of drie dagen gaan mensen zo’n dagboekje pas ’s avonds voor de hele dag invullen. Het onderzoek wordt dan een stuk minder betrouwbaar.”

Bovendien is het voor de onderzoeker later veel werk de data te verwerken. Zeker in de grote getallen die Bohte te verwerken krijgt. Tot nu liepen 293 mensen een week met de gps-ontvanger en dat leverde meer dan 9900 ritten op. Met nog meer dan twaalfhonderd proefpersonen te gaan zal dat aantal flink oplopen.

Bohte ontwikkelde samen met collega’s een methode die de informatie grotendeels automatisch verwerkt. Een ruimtelijke database, ‘PostGIS’, koppelt de coördinaten uit de gps-ontvangers aan tabellen met de coördinaten van bijvoorbeeld winkels, stations en groengebieden. Ook staan de huizen en werkadressen van de respondenten in deze database. Zo leidt de database af wat de bestemming van een trip was. Dezelfde database schat ook, aan de hand van snelheden, of iemand fietste of met de auto ging.

Bij het schatten van de bestemming of het vervoersmiddel kan wel eens iets misgaan. “Een collega die hielp bij het testen voor het experiment fietste zo langzaam, dat de database dacht dat ze liep”, vertelt Bohte. Ook kan de gps-ontvanger even geen bereik hebben. Of de database vult in dat iemand boodschappen ging doen, terwijl hij eigenlijk bij vrienden op bezoek ging die toevallig boven een winkel wonen. Om de fouten eruit te halen, moeten de proefpersonen op een website al hun ritten controleren. “Dat kost ongeveer een half uur”, zegt Bohte.

“Nou, dat is nog wel wat werk”, zegt Arie Reitsema na tien minuten achter de computer. Per dag krijgt hij al zijn verplaatsingen te zien. Hij moet de tijdstippen controleren, het vertrekpunt, de bestemming en het vervoersmiddel. Dat zijn werk zich grotendeels thuis en, bij gebrek aan een kerk, op de school van zijn zoon afspeelt, maakt het wel een beetje ingewikkeld. En op de eerste dag ontbreekt de laatste trip. “Ik ben ’s avonds gaan werken, maar toch echt terug naar huis gegaan.” “Misschien heb je hem te diep in je zak gestopt”, suggereert zijn vrouw. De uitgebreide handleiding die Bohte hem toestuurde laat hij liggen, maar met wat gepuzzel lukt het Arie Reitsema de extra rit toe te voegen.

Bohte heeft nog geen tijd gehad de gegevens van de eerste weken van het experiment te analyseren. “Ik heb wel na de eerste week alle ritten op een leeg scherm gezet. Toen kon je in de stippen al duidelijk de plattegrond van Amersfoort herkennen en het klaverblad op de snelweg bij Hoevelaken.” Het sneeuwalarm dat het KNMI afgaf in februari, kwam helaas op een dag dat niemand met een gps-ontvanger rondliep. Maar tijdens de griepepidemie kon ze al wel zien dat mensen een paar dagen thuis bleven.

www.verplaatsingsgedrag.nl

(Illustratie: Paul Borchers)

Wendy Bohte: “Ik wil onderzoeken of er een verband bestaat tussen de ruimtelijke inrichting van een stad of dorp en het verplaatsingsgedrag van de bewoners.” (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

Alle ritten van Arie en Dieke Reitsema zijn opgeslagen in de gps. (Foto: Maarten Hartman)

Zelfs het rondje dat meneer Wijnands rijdt met zijn scootmobiel wordt geregistreerd. (Foto: Maarten Hartman)

“Duurzaamheid is het sleutelwoord in de jonge wijk Nieuwland”, staat op de website van de gemeente Amersfoort. In de Vinex-wijk staan huizen met zonnepanelen en er is veel water en groen. En weinig parkeerplaatsen. Maar de milieuvriendelijk bedoelde wijk staat vol met auto’s. Uit de enquête die drs. Wendy Bohte in tien wijken hield, bleek dat ruim 53 procent van de bewoners van Nieuwland bijna altijd met de auto gaat. Daarmee staat de wijk op nummer vier van de meest ‘autoliefhebbende’ wijken van het onderzoek. “Het station is ver weg en de wijk trekt vooral mensen met kinderen. Die gaan vaak veel met de auto”, zegt Bohte. “Als je beter weet wie waar wil wonen en hoe ze zich verplaatsen, dan kun je daar rekening mee houden als je de wijk bouwt. In dit geval konden er dus beter meer parkeerplaatsen gemaakt worden.”

Meneer Wijnands loopt langs de traplift de huiskamer in. “Sinds mijn herseninfarct loop ik moeilijk”, vertelt hij. “Voor een experiment van de universiteit Nijmegen heb ik een apparaatje om mijn been waarmee ik beter moet lopen. En aan dit experiment wilde ik ook wel meedoen.” Wijnands luistert aandachtig hoe hij de gps-ontvanger die hij vasthoudt aan en uit moet zetten en op moet laden. Een week lang zal het apparaat continu registreren waar Wijnands is.

In haar kamer in Delft kan drs. Wendy Bohte een week later zien dat Wijnands met de auto op verjaardagsvisite ging. En waarschijnlijk ook een paar rondjes met de scootmobiel reed, als het niet te koud was. Bohte benaderde, in samenwerking met de gemeenten Amersfoort, Zeewolde en Veenendaal, bewoners van tien wijken in die steden. Vijftienhonderd mensen wilden meewerken en dragen tussen eind januari en eind juni een week lang een gps-ontvanger bij zich. Bohte wil van hen precies weten welke ritjes ze die week maken, hoe laat en met welk vervoersmiddel. Als ze naar hun werk gaan, maar ook als ze een rondje hardlopen of de hond uitlaten. “Dit is het eerste, zo grootschalige experiment met gps-ontvangers”, zegt Bohte.

“Ik wil onderzoeken of er een verband bestaat tussen de ruimtelijke inrichting van een stad of dorp en het verplaatsingsgedrag van de bewoners.” Bohte onderzoekt bijvoorbeeld welke mensen een ‘duurzame leefstijl’ hebben, dus graag met de trein of met de fiets reizen. Voor hen kunnen wijken gebouwd worden met mooie, vrij liggende fietspaden en een station in de buurt. Maar er moeten wel de juiste woningen staan. Als fietsliefhebbers hun gewenste woning vinden op een plek die alleen met de auto goed bereikbaar is, gaan ze mogelijk toch daar wonen. Ze zullen dan waarschijnlijk niet meer fietsen naar het werk, maar ’s ochtends aansluiten in de file. En dat is het tegenovergestelde van wat de overheid wil bereiken. “Als de overheid weet welke woonwensen mensen met een duurzame leefstijl hebben, kan ze gericht wijken bouwen”, zegt Bohte.

Bohte onderzocht vorig jaar met een uitgebreide enquête onder vierduizend respondenten welke wensen ze hebben voor hun woning. Ook vroeg ze of de respondenten kinderen en een baan hebben en met welk vervoersmiddel ze graag reizen. Nu onderzoekt ze met de gps-ontvangers hoe mensen zich echt verplaatsen. Want mensen vergeten in enquêtes de kleine ritjes op te geven en onderschatten snel hoe vaak ze op pad zijn, zegt Bohte.
Sigarettenpakje

“In de Verenigde Staten wordt wel onderzoek gedaan met gps-ontvangers die zijn ingebouwd in auto’s”, vertelt Bohte. “Maar voor mijn onderzoek wil ik ook alle ritten met andere vervoersmiddelen registreren.” Eerder waren de gps-ontvangers niet geschikt om mee te nemen tijdens een rondje hardlopen: ze waren te groot en te zwaar. “Met de gps-ontvangers van een jaar geleden had ik dit onderzoek niet kunnen doen”, zegt Bohte. Ze haalt een apparaatje tevoorschijn zo groot als een sigarettenpakje. Dat is wel iets anders dan de twee kilo wegende ontvangers waar het ministerie van verkeer en waterstaat tien jaar geleden 121 proefpersonen mee op pad stuurde. “Je moest de gps-ontvanger goed voor je uit houden voor een goede ontvangst. Zo kun je mensen niet rond laten fietsen.”

De ontvanger die Bohte gebruikt voor haar onderzoek kan gewoon in een tas, mits een beetje bovenop, en hoeft alleen ’s nachts te worden opgeladen. Geen probleem dus om hem een weekje bij je te dragen, vonden ook Arie en Dieke Reitsema. Vorige week hingen bij hen twee ontvangers aan de kapstok. Dieke Reitsema vergat hem maar één keer, toen ze snel een boodschap moest doen. De rest van de week hielpen de gele briefjes, die Bohte met ‘Gps mee?’ liet bedrukken, haar aan het experiment herinneren.

De familie Reitsema verhuisde drie jaar geleden naar een van de eerste huizen in Amersfoort Vathorst, een Vinex-wijk aan de noordkant van Amersfoort. “Het is een beetje een ongezellige buitenwijk. Er wordt nog veel gebouwd, er is niks te beleven en alles is ver weg”, zegt Arie Reitsema. Ze verlieten dan ook niet geheel vrijwillig het centrum van Amersfoort. De vrijgemaakt-gereformeerd predikant Reitsema werd gevraagd predikant te worden in de nieuwe wijk. Het kerkgebouw is nog niet klaar, dus hij werkt vooral thuis aan zijn preken. Als hij iemand van zijn gemeente bezoekt of catechisatie moet geven, is dat allemaal in de wijk. Dan pakt hij de fiets. Dieke Reitsema zou ook wel willen fietsen naar haar werk. Maar als verpleegkundige in de thuiszorg werkt ze vaak te ver weg en moet ze met de auto.

Dat al hun gangen werden geregistreerd, vonden ze geen probleem. “Maar ik had wel steeds het gevoel dat er iemand meekeek”, vertelt Dieke Reitsema. “Je bent je ineens heel bewust van waar je heengaat.” Vorige week had ze een keer nachtdienst en sliep ze niet thuis. “Toen dacht ik wel even: ‘wat zullen ze wel denken?'” Bohte kan zich dat gevoel wel voorstellen, maar benadrukt dat ze niet per persoon naar de gegevens kijkt. “Ik analyseer de data van vijftienhonderd mensen als één bestand en kijk niet naar individuele gegevens. Bovendien zijn de categorieën van bestemmingen, bijvoorbeeld recreatie of winkel, zo breed dat het niet heel persoonlijk wordt.”
Dagboekjes

Alle ritten van Arie en Dieke Reitsema zijn opgeslagen in de gps. Bohte ziet deze ritten in de vorm van een heleboel stipjes op haar scherm, voor iedere vijf seconden één. Maar Bohte wil meer weten dan coördinaten en tijdstippen. Ze wil ook weten waarom iemand de rit maakt; gaat hij op familiebezoek of naar een winkel? En met welk vervoersmiddel verplaatst hij zich? Haar begeleider drs. Kees Maat verzamelde deze informatie in een eerder onderzoek met papieren dagboekjes. De respondent moest dan bij iedere rit het tijdstip van vertrek en aankomst, de bestemming en het vervoersmiddel invullen. “Na twee of drie dagen gaan mensen zo’n dagboekje pas ’s avonds voor de hele dag invullen. Het onderzoek wordt dan een stuk minder betrouwbaar.”

Bovendien is het voor de onderzoeker later veel werk de data te verwerken. Zeker in de grote getallen die Bohte te verwerken krijgt. Tot nu liepen 293 mensen een week met de gps-ontvanger en dat leverde meer dan 9900 ritten op. Met nog meer dan twaalfhonderd proefpersonen te gaan zal dat aantal flink oplopen.

Bohte ontwikkelde samen met collega’s een methode die de informatie grotendeels automatisch verwerkt. Een ruimtelijke database, ‘PostGIS’, koppelt de coördinaten uit de gps-ontvangers aan tabellen met de coördinaten van bijvoorbeeld winkels, stations en groengebieden. Ook staan de huizen en werkadressen van de respondenten in deze database. Zo leidt de database af wat de bestemming van een trip was. Dezelfde database schat ook, aan de hand van snelheden, of iemand fietste of met de auto ging.

Bij het schatten van de bestemming of het vervoersmiddel kan wel eens iets misgaan. “Een collega die hielp bij het testen voor het experiment fietste zo langzaam, dat de database dacht dat ze liep”, vertelt Bohte. Ook kan de gps-ontvanger even geen bereik hebben. Of de database vult in dat iemand boodschappen ging doen, terwijl hij eigenlijk bij vrienden op bezoek ging die toevallig boven een winkel wonen. Om de fouten eruit te halen, moeten de proefpersonen op een website al hun ritten controleren. “Dat kost ongeveer een half uur”, zegt Bohte.

“Nou, dat is nog wel wat werk”, zegt Arie Reitsema na tien minuten achter de computer. Per dag krijgt hij al zijn verplaatsingen te zien. Hij moet de tijdstippen controleren, het vertrekpunt, de bestemming en het vervoersmiddel. Dat zijn werk zich grotendeels thuis en, bij gebrek aan een kerk, op de school van zijn zoon afspeelt, maakt het wel een beetje ingewikkeld. En op de eerste dag ontbreekt de laatste trip. “Ik ben ’s avonds gaan werken, maar toch echt terug naar huis gegaan.” “Misschien heb je hem te diep in je zak gestopt”, suggereert zijn vrouw. De uitgebreide handleiding die Bohte hem toestuurde laat hij liggen, maar met wat gepuzzel lukt het Arie Reitsema de extra rit toe te voegen.

Bohte heeft nog geen tijd gehad de gegevens van de eerste weken van het experiment te analyseren. “Ik heb wel na de eerste week alle ritten op een leeg scherm gezet. Toen kon je in de stippen al duidelijk de plattegrond van Amersfoort herkennen en het klaverblad op de snelweg bij Hoevelaken.” Het sneeuwalarm dat het KNMI afgaf in februari, kwam helaas op een dag dat niemand met een gps-ontvanger rondliep. Maar tijdens de griepepidemie kon ze al wel zien dat mensen een paar dagen thuis bleven.

www.verplaatsingsgedrag.nl

(Illustratie: Paul Borchers)

Wendy Bohte: “Ik wil onderzoeken of er een verband bestaat tussen de ruimtelijke inrichting van een stad of dorp en het verplaatsingsgedrag van de bewoners.” (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

Alle ritten van Arie en Dieke Reitsema zijn opgeslagen in de gps. (Foto: Maarten Hartman)

Zelfs het rondje dat meneer Wijnands rijdt met zijn scootmobiel wordt geregistreerd. (Foto: Maarten Hartman)

“Duurzaamheid is het sleutelwoord in de jonge wijk Nieuwland”, staat op de website van de gemeente Amersfoort. In de Vinex-wijk staan huizen met zonnepanelen en er is veel water en groen. En weinig parkeerplaatsen. Maar de milieuvriendelijk bedoelde wijk staat vol met auto’s. Uit de enquête die drs. Wendy Bohte in tien wijken hield, bleek dat ruim 53 procent van de bewoners van Nieuwland bijna altijd met de auto gaat. Daarmee staat de wijk op nummer vier van de meest ‘autoliefhebbende’ wijken van het onderzoek. “Het station is ver weg en de wijk trekt vooral mensen met kinderen. Die gaan vaak veel met de auto”, zegt Bohte. “Als je beter weet wie waar wil wonen en hoe ze zich verplaatsen, dan kun je daar rekening mee houden als je de wijk bouwt. In dit geval konden er dus beter meer parkeerplaatsen gemaakt worden.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.