Onderwijs

‘Alles draait hier om geld’

Met zijn verbeteringen voor geavanceerde schepen heeft dr.ir. Lex Keuning de opleiding maritieme techniek nieuw prestige bezorgd. "Ik verbaas me er wel eens over dat hier afstudeerders rondlopen, die nooit op zee zijn geweest."

Uw collie Floyd loopt al jarenlang ongestoord rond in het lab van maritieme techniek.

“Net als zijn voorganger, Bowie. Hier kan dat gelukkig. Het is makkelijk, en goed voor de sfeer. Als ik er een dagje niet ben, ontstaat er geen onrust. Maar een dag zonder Floyd… Iedereen speelt met dat beest.”

Springt hij wel eens in de sleeptank?

“Hij houdt niet water. Net als zijn baas. Scheepsbouwers die van zwemmen houden, vertrouw ik niet.”

Waarom koos u als student voor maritieme techniek?

“Samen met mijn tweelingbroer was ik al een wedstrijdzeiler, op een 470. Onze vader, een Fries, heeft ons leren zeilen. Daar heeft hij zijn leven lang spijt van gehad! We hebben veel geld, tijd en energie in het wedstrijdzeilen gestoken.

Mijn broer koos na een jaar bouwkunde ook voor maritieme techniek. Hij heeft een hoge baan bij Defensie. De nette tak van de familie, noem ik hem altijd. Ik zou op zo’n ministerie niet kunnen aarden. Zoveel regeltjes en bureaucratie.”

Heeft u daar op de TU Delft geen last van?

“Ik probeer me daar zoveel mogelijk aan te onttrekken. Al neemt niet iedereen me dat in dank af.”

Is de maritieme sector een conservatieve wereld?

“Dat wordt vaak beweerd, maar moderne schepen zijn tegenwoordig technisch gezien net zo interessant als vliegtuigen. Voor de offshore geldt hetzelfde. Wel is de opleiding maritieme techniek altijd een hechte club geweest. Mensen kiezen bewust voor deze studie. Vaak houden ze van zeilen, al mocht dat vroeger niet hardop gezegd worden. Zeilen was Spielerei. Vier jaar geleden kon ik eindelijk een college geven over zeiljachten: technisch gezien zijn dat complexe systemen. Maar de naam van het college moest worden veranderd in ‘bijzondere scheepstypen’. Want zeilen blijft ‘pleziervaart’, en we zijn hier niet om plezier te hebben. En toch drijft de Nederlandse scheepsbouw tegenwoordig voor een belangrijk deel op de bouw van luxe zeiljachten.”

Valt er een rode draad te ontdekken in uw onderzoek van de afgelopen twintig, dertig jaar?

“Het verbeteren van het vaargedrag van kleine, snelle schepen, om het leven voor de mensen aan boord veiliger en comfortabeler te maken. Al blijven ‘veilig’ en ‘comfortabel’ relatieve begrippen.

Toen ik in 1979 bij de vakgroep hydromechanica terechtkwam, begonnen ze hier net met het onderzoek om het zeegangsgedrag van patrouilleboten van politie en douane te verbeteren. We hebben toen, om het gedrag van snelle schepen in de golven beter te kunnen bepalen, een reeks buitenmetingen gedaan aan boord van die schepen. Tijdens één van de metingen is een ongeluk gebeurd: het schip viel met een grote knal van een golf af. Mijn knieën werden verbrijzeld. Dat was in 1981. Achteraf gezien was dat het moment waarop ik . onbewust – besloten heb: ik moet meer tijd en moeite steken in dat onderzoek om de veiligheid te verbeteren.”

Heeft u nog steeds last van uw knieën?

“Het is nooit goed gekomen. Er zit nog staal in mijn knieën. Dit is niet zo interessant voor het interview hoor, maar ik heb er nog altijd pijn aan, en ik kan mijn benen niet verder buigen dan een bepaald punt. Ik ben destijds een half jaar uit de running geweest, omdat ik moest revalideren. Maar goed, het heeft ertoe geleid dat ik me extra in dit onderwerp verdiept heb. Zo ontstond mijn specialisatie.”

Een vreemd idee: een reddingsboot of een patrouilleboot die in een crisissituatie vaart moet minderen, omdat zo’n kleine boot bij een hoge snelheid extra kwetsbaar is voor het geweld van de zee.

“Mensen realiseren zich niet altijd hoe groot de klappen zijn die dan kunnen vallen. Dat gaat soms tot 10 G. Dan is echt alles kapot. Je moet wel een bijzondere manier van zitten, staan of hangen hebben ontwikkeld, wil je zo’n klap overleven. De kunst van de schipper is om de boot zo te manipuleren dat hij de grote klappen kan vermijden en toch zo snel mogelijk tegen de zee in weten te varen.

Als we metingen deden op een patrouilleboot en we zeiden ‘vaar zo hard als je durft’, ging de boot hard. Maar als er een melding binnenkwam, nam de bemanning nog grotere risico’s. Het adrenaline-effect van de cowboy die de boef achtervolgt.”

Hoe belangrijk zijn zulke ervaringen voor een onderzoeker?

“Ik verbaas me er wel eens over dat hier afstudeerders rondlopen die nooit op zee zijn geweest. Als je een keer op een boot hebt gezeten die zwaar tekeer gaat, flinke golven hebt gezien, zeeziek bent geweest, dan snap je iets meer van de wisselwerking tussen de elementen en het onderzoek waarmee je bezig bent.”

U bent bezig met een onderzoek naar de veerboten die op de binnenwateren tussen Dordrecht en Rotterdam voor deining zorgen.

“Die snelle ferrydienst is een paar jaar geleden opgezet. Vanaf het begin waren er klachten over de golven die de veerboten zouden veroorzaken. Het is lastig om te bepalen in hoeverre die klachten terecht zijn. De wet zegt weliswaar dat je als varend schip geen hinder mag veroorzaken voor andere vaarweggebruikers, maar laat in het midden wat onder hinder moet worden verstaan. Ondertussen doen de veerboten nu noodgedwongen zo’n drie kwartier over de route in plaats van een half uur.

We zijn er oorspronkelijk bij gehaald om de door de veerboten veroorzaakte golven te bestuderen. Maar na veel over de veerboten te hebben gelezen en gehoord, dacht ik opeens: het moet radicaal anders. Die veerboten zijn ontworpen als low wash-catamarans, met lange, slanke rompen, die voor weinig golven zorgen. Maar het probleem is niet de golfhoogte, maar de golflengte. Je hebt juist een kort, breed bootje nodig dat als een gek planeert (over in plaats van in het water vaart, red.) en nauwelijks golven veroorzaakt. Op zo’n bootje kun je weinig passagiers kwijt, dus ik heb een stabiel platform van drie bootjes ontworpen. Daar kun je een mooi futuristisch geheel van maken.

We hebben wat proeven gedaan en in principe werkt het nieuwe concept wel. Maar voor dit nieuwe type veerboot in productie kan worden genomen, moeten nog de nodige ontwikkelkosten worden gemaakt. En de overheid noch de reders willen dat voor hun rekening nemen. Het ligt dus even stil.”

Landen als Rusland en Canada lijken vastbesloten om een deel van de Noordpool te claimen, nu daar door klimaatveranderingen misschien belangrijke gas- en olievoorraden toegankelijk worden. Biedt dat perspectieven voor de scheepsbouw?

“Op zich is het geen ontwikkeling waar ik me over verheug. Het doet me denken aan de Falklandoorlog, die mede gevoerd is omdat de Britten via die eilanden een claim konden leggen op Antarctica. Maar als een deel van het ijs op de Noordpool zal zijn gesmolten, zal er inderdaad een nieuwe vloot nodig zijn, met schepen die zich een weg door het resterende ijs kunnen banen. De scheepsroute naar China en Korea zou aanzienlijk korter kunnen worden.”

Het ‘enlarged ship’ en de ‘bijlboeg’: aanvankelijk sceptisch ontvangen ideeën, die de scheepswerf Damen de komende jaren nog veel orders uit het buitenland zullen opleveren. U zult wel rijk zijn.

“Ik verdien er niets aan. De afspraak is dat Damen per verkochte bijlboeg een bedrag in een potje stort waarmee ons achtergrondonderzoek bij Damen voor snelle schepen wordt gefinancierd. Alles bij elkaar opgeteld zal het neerkomen op een bedrag waar ik een huisje in Zwitserland van had kunnen kopen. Maar of ik daar nu gelukkig was geworden?

Vooralsnog zie ik mezelf de universiteit niet verlaten. Ik koester de illusie dat ik hier meer dan in het bedrijfsleven sturing kan geven aan het onderzoek. En ik vind het prachtig om afstudeerders te begeleiden.

Wat me tegenstaat is, dat het hier soms lijkt alsof de wetenschappers er zijn om de managers te ondersteunen, in plaats van andersom. Bestuurders zouden minder vaak moeten afgaan op de accountants. Ze dreigen het contact met de werkvloer te verliezen.

Toen ik in 1968 hier ging studeren, was bemoeienis van het bedrijfsleven met de wetenschap taboe verklaard. Nu zijn we doorgeslagen naar het andere uiterste. Alles draait om geld. Ideeën waarvan de commerciële waarde niet meteen duidelijk is, maken weinig kans. Zo’n door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek naar de bijlboeg zou tegenwoordig problematisch zijn.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS LEX KEUNING?

Ook de komende jaren blijft de ontwikkeling van de bijlboeg voor onderzoeker en universitair hoofddocent dr.ir. Lex Keuning (Enschede, 1950) het belangrijkste onderzoeksgebied. “We zijn momenteel bezig om allerlei ‘actieve vinnen’ aan die rompvorm vast te hangen, zodat het schip de zee nog beter kan doorklieven.”

Al tijdens zijn studie werkte Keuning in het lab van maritieme techniek. Na zijn afstuderen werkte hij enkele jaren als onderzoeker bij het waterbouwkundig laboratorium. In 1979 keerde hij terug bij maritieme techniek als onderzoeker in de vakgroep scheepshydromechanica van professor Gerritsma. Hij promoveerde in 1994 met een proefschrift over de verbetering van het zeegangsgedrag van snelle schepen.

Keuning doet sinds 1996 niet meer aan wedstrijdzeilen, maar kocht in dat jaar van een Poolse zeiler wel een zeiljacht, de Ostoya. “Ik was al behoorlijk ver met een eigen ontwerp, maar zo’n zelfontworpen boot is later lastiger te verkopen. Een zeilboot van Keuning, dat zegt niemand iets.”

Keuning . ongetrouwd – heeft twee jaar op de Ostoya gewoond, maar verhuisde later naar het Noord-Brabantse vestingplaatsje Willemstad. “Met uitzicht op het Hollands Diep.”

Uw collie Floyd loopt al jarenlang ongestoord rond in het lab van maritieme techniek.

“Net als zijn voorganger, Bowie. Hier kan dat gelukkig. Het is makkelijk, en goed voor de sfeer. Als ik er een dagje niet ben, ontstaat er geen onrust. Maar een dag zonder Floyd… Iedereen speelt met dat beest.”

Springt hij wel eens in de sleeptank?

“Hij houdt niet water. Net als zijn baas. Scheepsbouwers die van zwemmen houden, vertrouw ik niet.”

Waarom koos u als student voor maritieme techniek?

“Samen met mijn tweelingbroer was ik al een wedstrijdzeiler, op een 470. Onze vader, een Fries, heeft ons leren zeilen. Daar heeft hij zijn leven lang spijt van gehad! We hebben veel geld, tijd en energie in het wedstrijdzeilen gestoken.

Mijn broer koos na een jaar bouwkunde ook voor maritieme techniek. Hij heeft een hoge baan bij Defensie. De nette tak van de familie, noem ik hem altijd. Ik zou op zo’n ministerie niet kunnen aarden. Zoveel regeltjes en bureaucratie.”

Heeft u daar op de TU Delft geen last van?

“Ik probeer me daar zoveel mogelijk aan te onttrekken. Al neemt niet iedereen me dat in dank af.”

Is de maritieme sector een conservatieve wereld?

“Dat wordt vaak beweerd, maar moderne schepen zijn tegenwoordig technisch gezien net zo interessant als vliegtuigen. Voor de offshore geldt hetzelfde. Wel is de opleiding maritieme techniek altijd een hechte club geweest. Mensen kiezen bewust voor deze studie. Vaak houden ze van zeilen, al mocht dat vroeger niet hardop gezegd worden. Zeilen was Spielerei. Vier jaar geleden kon ik eindelijk een college geven over zeiljachten: technisch gezien zijn dat complexe systemen. Maar de naam van het college moest worden veranderd in ‘bijzondere scheepstypen’. Want zeilen blijft ‘pleziervaart’, en we zijn hier niet om plezier te hebben. En toch drijft de Nederlandse scheepsbouw tegenwoordig voor een belangrijk deel op de bouw van luxe zeiljachten.”

Valt er een rode draad te ontdekken in uw onderzoek van de afgelopen twintig, dertig jaar?

“Het verbeteren van het vaargedrag van kleine, snelle schepen, om het leven voor de mensen aan boord veiliger en comfortabeler te maken. Al blijven ‘veilig’ en ‘comfortabel’ relatieve begrippen.

Toen ik in 1979 bij de vakgroep hydromechanica terechtkwam, begonnen ze hier net met het onderzoek om het zeegangsgedrag van patrouilleboten van politie en douane te verbeteren. We hebben toen, om het gedrag van snelle schepen in de golven beter te kunnen bepalen, een reeks buitenmetingen gedaan aan boord van die schepen. Tijdens één van de metingen is een ongeluk gebeurd: het schip viel met een grote knal van een golf af. Mijn knieën werden verbrijzeld. Dat was in 1981. Achteraf gezien was dat het moment waarop ik . onbewust – besloten heb: ik moet meer tijd en moeite steken in dat onderzoek om de veiligheid te verbeteren.”

Heeft u nog steeds last van uw knieën?

“Het is nooit goed gekomen. Er zit nog staal in mijn knieën. Dit is niet zo interessant voor het interview hoor, maar ik heb er nog altijd pijn aan, en ik kan mijn benen niet verder buigen dan een bepaald punt. Ik ben destijds een half jaar uit de running geweest, omdat ik moest revalideren. Maar goed, het heeft ertoe geleid dat ik me extra in dit onderwerp verdiept heb. Zo ontstond mijn specialisatie.”

Een vreemd idee: een reddingsboot of een patrouilleboot die in een crisissituatie vaart moet minderen, omdat zo’n kleine boot bij een hoge snelheid extra kwetsbaar is voor het geweld van de zee.

“Mensen realiseren zich niet altijd hoe groot de klappen zijn die dan kunnen vallen. Dat gaat soms tot 10 G. Dan is echt alles kapot. Je moet wel een bijzondere manier van zitten, staan of hangen hebben ontwikkeld, wil je zo’n klap overleven. De kunst van de schipper is om de boot zo te manipuleren dat hij de grote klappen kan vermijden en toch zo snel mogelijk tegen de zee in weten te varen.

Als we metingen deden op een patrouilleboot en we zeiden ‘vaar zo hard als je durft’, ging de boot hard. Maar als er een melding binnenkwam, nam de bemanning nog grotere risico’s. Het adrenaline-effect van de cowboy die de boef achtervolgt.”

Hoe belangrijk zijn zulke ervaringen voor een onderzoeker?

“Ik verbaas me er wel eens over dat hier afstudeerders rondlopen die nooit op zee zijn geweest. Als je een keer op een boot hebt gezeten die zwaar tekeer gaat, flinke golven hebt gezien, zeeziek bent geweest, dan snap je iets meer van de wisselwerking tussen de elementen en het onderzoek waarmee je bezig bent.”

U bent bezig met een onderzoek naar de veerboten die op de binnenwateren tussen Dordrecht en Rotterdam voor deining zorgen.

“Die snelle ferrydienst is een paar jaar geleden opgezet. Vanaf het begin waren er klachten over de golven die de veerboten zouden veroorzaken. Het is lastig om te bepalen in hoeverre die klachten terecht zijn. De wet zegt weliswaar dat je als varend schip geen hinder mag veroorzaken voor andere vaarweggebruikers, maar laat in het midden wat onder hinder moet worden verstaan. Ondertussen doen de veerboten nu noodgedwongen zo’n drie kwartier over de route in plaats van een half uur.

We zijn er oorspronkelijk bij gehaald om de door de veerboten veroorzaakte golven te bestuderen. Maar na veel over de veerboten te hebben gelezen en gehoord, dacht ik opeens: het moet radicaal anders. Die veerboten zijn ontworpen als low wash-catamarans, met lange, slanke rompen, die voor weinig golven zorgen. Maar het probleem is niet de golfhoogte, maar de golflengte. Je hebt juist een kort, breed bootje nodig dat als een gek planeert (over in plaats van in het water vaart, red.) en nauwelijks golven veroorzaakt. Op zo’n bootje kun je weinig passagiers kwijt, dus ik heb een stabiel platform van drie bootjes ontworpen. Daar kun je een mooi futuristisch geheel van maken.

We hebben wat proeven gedaan en in principe werkt het nieuwe concept wel. Maar voor dit nieuwe type veerboot in productie kan worden genomen, moeten nog de nodige ontwikkelkosten worden gemaakt. En de overheid noch de reders willen dat voor hun rekening nemen. Het ligt dus even stil.”

Landen als Rusland en Canada lijken vastbesloten om een deel van de Noordpool te claimen, nu daar door klimaatveranderingen misschien belangrijke gas- en olievoorraden toegankelijk worden. Biedt dat perspectieven voor de scheepsbouw?

“Op zich is het geen ontwikkeling waar ik me over verheug. Het doet me denken aan de Falklandoorlog, die mede gevoerd is omdat de Britten via die eilanden een claim konden leggen op Antarctica. Maar als een deel van het ijs op de Noordpool zal zijn gesmolten, zal er inderdaad een nieuwe vloot nodig zijn, met schepen die zich een weg door het resterende ijs kunnen banen. De scheepsroute naar China en Korea zou aanzienlijk korter kunnen worden.”

Het ‘enlarged ship’ en de ‘bijlboeg’: aanvankelijk sceptisch ontvangen ideeën, die de scheepswerf Damen de komende jaren nog veel orders uit het buitenland zullen opleveren. U zult wel rijk zijn.

“Ik verdien er niets aan. De afspraak is dat Damen per verkochte bijlboeg een bedrag in een potje stort waarmee ons achtergrondonderzoek bij Damen voor snelle schepen wordt gefinancierd. Alles bij elkaar opgeteld zal het neerkomen op een bedrag waar ik een huisje in Zwitserland van had kunnen kopen. Maar of ik daar nu gelukkig was geworden?

Vooralsnog zie ik mezelf de universiteit niet verlaten. Ik koester de illusie dat ik hier meer dan in het bedrijfsleven sturing kan geven aan het onderzoek. En ik vind het prachtig om afstudeerders te begeleiden.

Wat me tegenstaat is, dat het hier soms lijkt alsof de wetenschappers er zijn om de managers te ondersteunen, in plaats van andersom. Bestuurders zouden minder vaak moeten afgaan op de accountants. Ze dreigen het contact met de werkvloer te verliezen.

Toen ik in 1968 hier ging studeren, was bemoeienis van het bedrijfsleven met de wetenschap taboe verklaard. Nu zijn we doorgeslagen naar het andere uiterste. Alles draait om geld. Ideeën waarvan de commerciële waarde niet meteen duidelijk is, maken weinig kans. Zo’n door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek naar de bijlboeg zou tegenwoordig problematisch zijn.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS LEX KEUNING?

Ook de komende jaren blijft de ontwikkeling van de bijlboeg voor onderzoeker en universitair hoofddocent dr.ir. Lex Keuning (Enschede, 1950) het belangrijkste onderzoeksgebied. “We zijn momenteel bezig om allerlei ‘actieve vinnen’ aan die rompvorm vast te hangen, zodat het schip de zee nog beter kan doorklieven.”

Al tijdens zijn studie werkte Keuning in het lab van maritieme techniek. Na zijn afstuderen werkte hij enkele jaren als onderzoeker bij het waterbouwkundig laboratorium. In 1979 keerde hij terug bij maritieme techniek als onderzoeker in de vakgroep scheepshydromechanica van professor Gerritsma. Hij promoveerde in 1994 met een proefschrift over de verbetering van het zeegangsgedrag van snelle schepen.

Keuning doet sinds 1996 niet meer aan wedstrijdzeilen, maar kocht in dat jaar van een Poolse zeiler wel een zeiljacht, de Ostoya. “Ik was al behoorlijk ver met een eigen ontwerp, maar zo’n zelfontworpen boot is later lastiger te verkopen. Een zeilboot van Keuning, dat zegt niemand iets.”

Keuning . ongetrouwd – heeft twee jaar op de Ostoya gewoond, maar verhuisde later naar het Noord-Brabantse vestingplaatsje Willemstad. “Met uitzicht op het Hollands Diep.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.