Campus

Allergisch voor betutteling

Kees le Pair, jarenlang invloedrijk directeur van Technologiestichting STW, schreef een opvallend boek over de toekomst van Nederland. “We moeten veel vrijheid en verantwoordelijkheid teruggeven aan de vakmensen.”


Wie is Kees le Pair?

De in Leiden gepromoveerde natuurkundige dr.ir. Kees le Pair (Leiden, 1936) was van 1981 tot 1999 directeur van de Technologiestichting STW, die als financier een brug slaat tussen bedrijven en toegepast, technisch-wetenschappelijk onderzoek. Na zijn pensioen zeilde hij met zijn schip Ananda naar Brazilië, vergezeld door zijn tweede, Russische vrouw en een aantal vrienden. Bij zijn terugkeer in Nederland ontdekte hij dat daar ‘zoveel dreigde mis te gaan’, zodat hij maar ‘weer hard aan het werk is geslagen om te proberen te redden wat nog te redden is’, zo schrijft hij in het 2011 verschenen boek ‘De toekomst achter ons’. Le Pair was in de jaren zestig drie jaar lang assistant professor aan de universiteit van Beiroet. Van 1968 tot 1981 zat hij in de directie van de stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM). In 2001 ontving hij van de TU Delft een eredoctoraat in ‘alle daar bloeiende wetenschappen.’


Voor een man die recentelijk een boek met de titel ‘De toekomst achter ons’ heeft gepubliceerd, maakt u een opvallend opgewekte indruk. De toon van uw boek is vaak lichtvoetig en spottend. Valt het toch mee met de problemen?

“De toon is luchtig, ja. Zo ben ik altijd geweest: het gaat slecht, maar laten we er maar om lachen. Toch is het een serieus boek. Ik vind echt dat de situatie er beroerd uitziet.” (lacht)


Wat is voor u de ideale lezer?

“Mijn ideale lezers zijn de mensen met wie ik het beste kan opschieten: research managers van de oude slag, hoogleraren, studenten, mensen die enthousiast zijn over techniek… Het zijn vaak mensen die mijn frustraties delen. Ze herkennen de problemen die ik beschrijf, dat merk ik aan de reacties.

Maar ik heb het boek geschreven voor een heel andere groep: de mensen die de samenleving aan het ruïneren zijn. Schoolleidingen die vooral aan fusies denken en niet aan goed onderwijs. Politici die de financiering van onderzoek het liefst voor het overgrote deel overlaten aan het bedrijfsleven, met alle gemiste kansen van dien voor fundamenteel onderzoek. Dat is rampzalig, dan ben je als gemeenschap niet langer bezig je aan het front van de nieuwste kennis te manoeuvreren. Ik hoop dat ze het boek lezen en zien wat ze verkeerd doen.”


Bereikt u die mensen ook?

“Dat denk ik niet. Die vinden het geen leuk verhaal. Als een bepaald geloof heeft postgevat in de samenleving, is het ook wat naïef te denken dat ze morgen allemaal de andere kant op gaan lopen omdat jij een kritisch boek gepubliceerd hebt. Sociale processen gaan nu eenmaal langzaam. Vijftien jaar om een idee te laten doordringen in de maatschappij is niks. En stel dat je – het komt niet vaak voor – een politicus met wetenschappelijk onderbouwde argumenten op andere gedachten brengt. Dan kan hij dat niet zomaar in het openbaar zeggen. Wie dat doet, wordt zo aan de kant gezet.”


Een centraal thema in het boek is de ‘verduistering’. Een breuk met de verlichting?

“Ja. Rond 1970 heeft er een omslag plaatsgevonden. De al maar groeiende waardering van wetenschap, techniek, ratio en empirisch bewezen, verifieerbare feiten begon vanaf die tijd af te nemen.”


In de decennia na de Tweede Wereldoorlog bereikte de waardering voor wetenschap juist zijn hoogtepunt, schrijft u.

“Wetenschappers zijn nooit heilig verklaard – gelukkig maar. Maar in de vroege jaren zestig hadden ze wel meer aanzien. Als je aanklopte bij een politicus, was hij onmiddellijk bereid naar je te luisteren. Het grappige is dat nog steeds overal het belang van wetenschap en techniek wordt bezongen. Maar in de praktijk vinden veel politici het vooral belangrijk hoe omvangrijk je achterban is. Wetenschappelijk onderbouwde argumenten zijn niet meer doorslaggevend.”


Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de omslag in de maatschappelijke waardering voor wetenschap?

“Dat weet ik niet precies. Wat waarschijnlijk wel een rol heeft gespeeld is dat wetenschappers elkaar in het openbaar begonnen te bekritiseren, bijvoorbeeld in de felle discussies rond atoomproeven in atmosfeer en het gebruik van het insecticide DDT. Voorheen bekritiseerden wetenschappers elkaar in de vakliteratuur, niet in de krant. En je speelde liefst niet op de man: discussies dienden te gaan over het onderzoek zelf.

Er speelde nog iets anders mee: de welvaart was rond 1970 enorm toegenomen. Het gevoel dat we er met zijn allen tegen aan moesten om er weer bovenop te komen, verdween. Jongeren gingen zich afzetten tegen het zakenleven, het establishment. En omdat de wetenschap zo’n sterke invloed had uitgeoefend op het beleid, waren wetenschappers in de maatschappijkritische visie van de jaren zestig per definitie verdacht.”


Is die protestbeweging uiteindelijk niet verwaaid?

“Zeker, die was halverwege de jaren zeventig al over zijn hoogtepunt heen. Maar het gebrek aan vertrouwen in echte, wetenschappelijk getoetste kennis bleef. Niet dat men de wetenschap overboord wilde gooien, maar wat mensen wilden en vonden en vooral voelden werd opeens veel belangrijker. In het onderwijs zijn concepten als het studiehuis gebaseerd op het uitgangspunt: laten we nou eerst eens luisteren naar wat de leerling wil.”


Heeft u een afkeer van het irrationele?

“Als je er plezier in hebt en er andere mensen geen schade mee toebrengt, mag je van mij zo irrationeel zijn als de pest. Er is niks tegen irrationaliteit, zolang het vriendelijk is. Het wordt iets anders als irrationalisme tot grote ongelukken kan gaan leiden. Een interessant paradox is dat die veel sterkere nadruk op het menselijke en het gevoelsmatige juist niet tot een aangenamere maatschappij heeft geleid.”


U constateert ook dat mensen op wetenschappelijke solide feiten tegenwoordig vaak reageren met een laconiek: jij hebt jouw mening, ik de mijne. Hebben wetenschap en technologie ondanks zulke trends toch niet nog steeds een enorme invloed op ons leven?

“Ja, dat is een andere paradox. We danken ons hele welzijn aan wetenschap en technologie, maar naar wetenschappers wordt veel minder geluisterd.”


U geeft in uw boek veel voorbeelden van verduistering. Daarbij laat u de zweep af en toe wel knallen. Business schools noemt u ‘de grootste pest van de twintigste eeuw’. U hebt het over een ‘opwarmingshetze’: zorg over het klimaat is ‘big business’ en ‘bezorgdheid over CO2-uitstoot is ongegrond’. Bent u niet bang zo veel lezers, die uw zorgen over onderwijs en onderzoek delen, van u te vervreemden?

“In de politiek is dat een bekend verschijnsel: je moet nooit te veel dingen beweren, want onder je aanhang zullen altijd mensen zijn die het net op dat ene punt hartgrondig met je oneens zijn. Dus die groep ontevredenen groeit en groeit naarmate je meer standpunten inneemt. Maar ik ben er nu eenmaal van overtuigd – en ik probeer het in mijn boek met harde gegevens te staven – dat de grote zorg om ons klimaat niet gefundeerd is. En het kost miljarden! Ik bekritiseer niet de wetenschappers die zich, anders dan ik, wél zorgen maken – de tijd is nog te vroeg voor definitieve conclusies, ook voor mij. Maar mensen die roepen dat regeringen nú radicale maatregelen moeten nemen om de CO2-uitstoot tegen te gaan, vind ik dom. Daarvoor weten we nog veel te weinig.”


U richt uw pijlen ook op het turbokapitalisme. Alles draait tegenwoordig om snel te behalen winst, stelt u, en die kortzichtige ‘aandeelhouderseconomie’ is uiteindelijk funest voor innovatie en – uiteindelijk – onze welvaart.

“Niemand wil terug naar centraal gereguleerde economieën. We weten hoe slecht dat onder het communisme heeft uitgepakt. Maar ik betreur het als innovatieve bedrijven worden gekocht, doorverkocht en opgedoekt door mensen die er geen enkele binding mee hebben. Knowhow zit niet zozeer in boeken, maar veel meer in fabrieken, laboratoria, en in de mensen die daar werken. Dat gaat dan voorgoed verloren. Terwijl het een illusie is om te denken dat onze Nederlandse economie op lange termijn kan drijven op een grote dienstensector. We moeten dingen máken, hoogwaardige producten.”


Onze economie loopt gevaar?

“We hebben al eerder in de Nederlandse geschiedenis gezien hoe op een Gouden Eeuw van door technologische vooruitgang aangedreven bloei een lange periode van neergang volgde. Omdat ondernemers vooral risicoloos geld wilden verdienen en bestuurders elkaar lucratieve baantjes toeschoven.

Waar ik me ook zorgen over maak, zijn de vele flexibele banen die nu ontstaan. Nog een stap verder en je krijgt weer verpaupering. Dat kan leiden tot onrust en politieke instabiliteit. Demagogen hebben zulke ontevredenheid als voedingsbodem nodig.”


Kan de trend die u beschrijft weer gekeerd worden?

“Misschien. Ik denk dat we allereerst veel vrijheid en verantwoordelijkheid moeten teruggeven aan vakmensen. De macht van de managers is nu veel te groot. De universiteit is een geschikte plek om te beginnen: laten wetenschappers zich maar weer verenigen in een senaat, die niet al te groot is en daadwerkelijk iets te vertellen heeft.”


Een nieuwe revolutie op de universiteiten?

“Zo kun je het noemen. Maar dan wel een revolutie van de elite.”


Als de omslag niet had plaats gevonden, hoe anders had de wereld er dan uitgezien?

“Dan waren sommige gevaren die nu op ons afkomen minder groot geweest, misschien zelfs overwonnen. Als we nog drie of vier kerncentrales hadden gebouwd, hadden we veel langer met ons aardgas kunnen doen. Dan schuif je de energieproblemen een heel stuk voor je uit. Als er dan ook nog goede manieren worden gevonden om met behulp van elektriciteit kunstmatige olie te maken is dat helemaal het geval.”


Uit uw boek spreekt een stevige afkeer van in uw ogen te gretige overheidsbemoeienis, zoals het verbieden van roken in cafés. Zulke wetgeving komt toch voor een deel gewoon voort uit goede bedoelingen?

“Uit goede bedoelingen kun je ook mensen verbieden nog langer de straat op te gaan. Dat is helemaal veilig! Begrijp me goed, ik ben er helemaal voor als de overheid een opvoedende rol wil spelen. Vertel mensen maar hoe ze verstandig moeten drinken en roken. Maar je moet als overheid echt tien keer nadenken voor je iets gaat verbieden. Zo kweek je alleen maar misdaad. Harddrugs hadden we ook allang moeten legaliseren.

Ik heb me ook opgewonden over de heisa rond solozeilster Laura Dekker. Wat een betutteling, wat een bemoeizucht. Terwijl dat meisje zoveel in haar mars heeft.”


U vond het geen probleem dat ze op zo’n jonge leeftijd haar zeiltocht rond de wereld maakte?

“Op mij maakte ze een meer volwassen indruk dan de meeste mensen.”


C. le Pair, ‘De toekomst achter ons: verduistering of de paradox van de vermenselijking’, BetaText 2011, 304 blz, 29,50 euro.

Air control 
During training above the Negev desert in 1983, an F-15D survived a collision with a Skyhawk. “The pilot of the F-15 managed to fly with just one wing by engaging the afterburner,” Dr. Eddy van Oort (AE) explains. He describes this example of flying acrobatics in his thesis. Van Oort worked on a ‘fault tolerant flight control model’ which might one day help (less skilled) pilots to safely land their aircraft if it is damaged. 

E.R. van Oort, ‘Adaptive Backstepping Control and Safety Analysis for Modern Fighter Aircraft’, 5 April 2011, PhD supervisor: Prof. Bob Mulder

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.