Campus

Afvoeren, opknappen of allebei

Vorig jaar vierde het Mineralogisch-Geologisch Museum aan de Mijnbouwstraat zijn honderdjarig bestaan. Dit voorjaar liet het college van bestuur weten dat de zaal ontruimd dient te worden. Er moet iets gebeuren, vindt iedereen.


Alsof de tijd heeft stil gestaan. Zo voelt het als je de zaal met mineralen en gesteenten betreedt. Je hebt dan de ingang van het Science Centre met de opgetogen kinderen achter je gelaten. Hier heerst de rust van tijdloosheid. Links en rechts staan rijen houten vitrinekasten langs lange wanden met hoge vensters. Kartonnen bordjes geven aan wat er aan mineralen en ertsen te zien is. Metaalertsen van zilver, goud, kwik, ijzer en koper zijn verzameld uit Bolivia, Siberië, Ontario, Chili en Kongsberg. Een enorm brok glashelder kwarts uit Arkansas ligt naast een rijtje glimmende kubusjes van pyriet en een grote klomp paars fluorietkristal uit Illinois.


In 1864 legde hoogleraar mijnbouwkunde professor Vogelsang de basis voor deze verzameling. Hij was zeer verbaasd dat die er nog niet was. Een opleiding mijnbouwkunde zonder collectie? Hoe moesten studenten dan mineralen leren herkennen?



Glorietijd

Studenten, medewerkers en alumni verzamelden mineralen (bepaalde chemische verbinding in kristalvorm), ertsen (mineraal waaruit metaal gewonnen kan worden) en gesteenten (samenstelling van groep mineralen) van over de hele wereld. In de glorietijd stuurden mijnbouwkundige ingenieurs soms hele kratten met stenen vanuit Afrika of Azië op naar het museum. In bijna 150 jaar geschiedenis groeide de collectie van het Mineralogisch-Geologisch Museum uit tot 150 duizend stuks. Dat zijn gemiddeld bijna drie stenen per dag.


“Het is een systematische verzameling”, antwoordt prof.dr. Stefan Luthi (Civiele Techniek en Geowetenschappen)) op de vraag naar de waarde van de verzameling. “Er zijn complete klassen van mineralen: evaporieten, halieten, sulfieten en zo verder. Mineralen zijn als verschillende soorten in de biologie. Je hebt verschillende chemische samenstellingen, maar daarbinnen ook weer verschillen in kristalstructuur. Vandaar dat een systematische verzameling alle mineralen moet hebben die er zijn. Deze verzameling is uniek in Nederland.”


Tot op de huidige dag speelt de mineralogische verzameling een belangrijke rol in de opleiding van studenten mijnbouwkunde (tegenwoordig technische aardwetenschappen). Studenten bezoeken voor tentamens de collectie en staan met hun neus op de lichtelijk verstofte vitrines te speuren naar verschillen en overeenkomsten. In de colleges krijgen ze stenen in handen om een gevoel te krijgen voor hun vak. Hoe anders moeten ze stenen in de praktijk herkennen, zei Vogelsang al.


Ontruimen

Op 11 maart barstte de bom. Toen kondigde rector prof.ir. Karel Luyben namens het college van bestuur (cvb) het einde aan van het museum aan de Mijnbouwstraat. In een gesprek met beheerder Stefan Luthi en CiTG-decaan prof.dr.ir. Bert Geerken vertelde Luyben dat de zaal ontruimd diende te worden omdat die voor  andere doelen gebruikt zou gaan worden. “Het cvb wil expanderen in dat gebouw”, legt Luyben later uit. Wil het college de zaal voor eigen gebruik claimen? “Nee, het opknappen gebeurt niet exclusief of specifiek voor het cvb.”


Voor het argument dat het een voor Nederland unieke verzameling betreft, toont Luyben zich niet gevoelig. Hij bezocht alle plaatsen waar de verzameling nu verspreid ligt: het museum en de kelder aan de Mijnbouwstraat, de kelder van Civiele Techniek en het glazen kopgebouw van Technische Aardwetenschappen. En wat hij zag beviel hem niet: “Met uitzondering van het museum zelf staat de verzameling er slecht bij. Kasten staan open, bakken hangen eruit, er staan dozen op de grond waar iedereen bij kan. Er liggen fossielen op de vloer. Het ligt er onbehouwen, onverzorgd en verstoft bij.” En ook het museumbezoek viel de rector tegen. Uit het log van het elektronische slot dat hij had opgevraagd, bleek dat er afgelopen jaar vrijwel niemand in het museum was geweest.


Luthi merkt hierover op dat er ook zes jaar lang geen personeel was om de collectie fatsoenlijk te beheren.


Na zijn bevindingen gaf Luyben aan Luthi en diens conservator drs. Maaike van Tooren de opdracht de verzameling op te schonen. De topstukken van de verzameling, naar schatting zo’n vijf procent, waaronder de Triceratops-schedel en het dodo-skelet, zouden voor kleine tentoonstellingen behouden moeten worden. Ook zou er een onderwijsverzameling moeten blijven waar de studenten mee kunnen werken. Maar het overgrote deel van de verzameling zou afgevoerd kunnen worden naar het Leidse natuurhistorisch museum Naturalis, dat een nationale archieffunctie op dit gebied heeft.



Afstoten

“Delft heeft een van de laatste grote universitaire collecties”, zegt dr. Leo Kriegsman, hoofd geologie bij Naturalis. Hij is betrokken bij gesprekken tussen TU en Naturalis over het overdragen van de collectie. Eerder nam Naturalis al wetenschappelijke collecties van de TU over, waaronder fossielen uit Timor, evenals de geologische verzameling van de Universiteit van Amsterdam en deelcollecties van de Vrije Universiteit en de voormalige Rijks Geologische Dienst. “Het einde is in zicht voor de instellingscollecties”, constateert Kriegsman. “Naast Delft hebben alleen de Universiteit Utrecht en TNO in Zeist nog een grote geologische verzameling.” Naarmate universiteiten zich meer concentreren op hun onderzoek en onderwijs, komt het beheer van verzamelingen vaker onder druk te staan.


Voor het afstoten van instellingscollecties is een protocol opgesteld, dat bepaalt dat Naturalis als eerste namens de staat benaderd moet worden om het behoud van nationaal erfgoed veilig te stellen. Meestal wordt dan de hulp van de Mondriaanstichting ingeroepen. Deze inventariseert, voorkomt verdubbelingen in de Leidse depots, verhuist de verzameling en zorgt voor digitale ontsluiting voor gebruikers.


“Het is belangrijk dat de systematische collectie in zijn geheel wordt overgenomen”, vindt Geerken, die in zijn vorige baan directeur van Naturalis was. Hij wil ook gebruiksrechten afspreken, zodat er na een eventuele overname van de collectie toch tentoonstellingen in Delft ingericht kunnen worden.



Beetje dood

“Het is fout gegaan toen mijnbouwkunde in 2007 naar de nieuwbouw bij civiele techniek verhuisde”, denkt conservator Maaike van Tooren, die naast haar colleges het dagelijks beheer voert over het museum. Voor de verhuizing zat de hele opleiding mijnbouwkunde in het zelfde gebouw, en brachten studenten veel tijd door bij en met de verzameling. Vanuit het andere gebouw blijkt de afstand te groot, en bezoek kan alleen op afspraak. De plotselinge toestroom van studenten afgelopen jaar betekende meer college-uren voor Van Tooren, en dus minder tot geen gelegenheid om studenten te ontvangen bij de verzameling aan de Mijnbouwstraat.


Maar kan het Science Centre de zaal niet openen voor bezoekers en studenten? De vraag ontlokt een zucht aan Van Tooren, en ook aan prof.dr.ir. Jacob Fokkema trouwens. In zijn tijd als rector met geofysische achtergrond was Fokkema betrokken bij de opzet van het Science Centre. Ook toen al probeerde men om de stenencollectie te koppelen aan het Science Centre, net als geprobeerd is een tentoonstelling Waterstad Delft op te zetten, en een fraaie binnentuin. Maar elke keer liep het vast op geld.


En dat is nog steeds zo. Science Centre-directeur drs. Michael van der Meer constateert dat de faculteit CiTG schermt met de enorme waarde van de collectie, maar “er geen rooie cent voor over heeft.” Bovendien betaalt het

Science Centre de huur, elektra en verwarming voor de zaal die al in 2009 aan het Science Centre is toegezegd. Van der Meer wil de zaal op laten knappen en geschikt laten maken voor symposia, ontvangsten en presentaties voor maximaal 260 mensen. Wat hem betreft kan de collectie naar de tweede verdieping of anders naar Naturalis.


Sponsoring

“Geld mag geen probleem zijn”, vindt drs.ir. Duco Drenth. Hij is TU-alumnus en voorzitter van de afdeling mijnbouwkunde van het ingenieursgenootschap KiviNiria. Toen hij in het blad Geo.brief over de dreigende ontmanteling las, nam hij direct contact op met het college van bestuur. “Ik begrijp best dat er iets moet gebeuren” zegt Drenth, die ook wel zag dat het museum de laatste vijf jaar “een beetje dood aan het gaan was.”


Het college heeft geen geld, de faculteit heeft geen geld, maar is sponsoring overwogen? Drenth denkt aan oliemaatschappijen, grotere toeleveranciers in de gasindustrie, Energie Beheer Nederland Gasunie, TNO – allemaal ondernemingen met grote budgetten en een sterke band met de ondergrond. In een voorstel aan het cvb ontvouwde Drenth zijn plannen om de geologische tentoonstelling te verlevendigen met computers en projecties om de expositie meer in lijn te brengen met het Science Centre. Het zou een educatief centrum moeten worden voor scholieren en burgers, waar ze meer kunnen leren over de ondergrond aan de hand van actuele thema’s. “Als je een tentoonstelling kunt maken die de ongerustheid over schaliegas, aardgasbevingen of CO2-opslag vermindert, dan denk ik dat het NEB daar graag aan meewerkt. Die schrikken niet van een of twee miljoen euro.”



Salomonsoordeel

Ook Luthi heeft een plan ingediend. Hij stelde het cvb voor om het museum zodanig in te richten dat het geschikt wordt voor feesten, diners en lezingen in de nabijheid van vitrines. “Dat gebeurt bijvoorbeeld ook in het Natural History Museum in Londen. Wat is er mooier dan dineren met een Triceratops achter je?” Hij heeft daar geen reactie op gekregen – iets waarvoor Luyben zich tegenover hem heeft verontschuldigd.


“Opdoeken is een weinig creatieve oplossing”, zegt prof.dr. Salomon Kroonenberg, onder wiens verantwoordelijkheid de collectie viel van 1996 tot zijn emeritaat in 2009. “We waren erg trots op die collectie, en dat zijn we nog steeds. En ook die zaal – het Teylers museum van Delft – moet je niet zomaar wegdoen. De zaal kan een combinatie van functies krijgen.”


Kroonenberg schaart zich achter de plannen van zijn opvolger Luthi: “Je laat de topstukken daar staan en gebruikt het daarnaast als ontvangstruimte zonder de museumfunctie aan te tasten. Het cvb heeft meer taken dan financieel en organisatorisch beheer – het moet ook trots staan voor het Delftse culturele erfgoed.”


En het geld? “Ik was gisteren bij de KNGMG (Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap, red.) en daar gingen al stemmen op van oud-Delftenaren om sponsoring te zoeken. Noem het voor mijn part de Shell-, NAM- of BP-zaal. Maar als je het weg doet, krijg je het nooit meer terug.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.