Onderwijs

Adriaansens: “Maak alle masterstudies beroepsgericht”

Bachelor- en masteropleidingen moeten meer van elkaar gaan verschillen en een eigen missie krijgen. Dat komt het studiesucces ten goede, stelt Hans Adriaansens.


Het onderscheid tussen bachelor en master is voor de meeste universiteiten vooral administratief, aldus de voormalig dean van het university college in Utrecht en de Roosevelt Academy. Ook in het rapport Veerman ontbreekt een helder onderscheid. “Daardoor is vaak onduidelijk welke aanbevelingen van toepassing zijn op de bachelorfase en welke op het masteronderwijs”, zei Adriaansens gisteren tijdens het Nationaal Hoger Onderwijs Congres.


Zo is selectie een goed middel bij de toelating tot masteropleidingen, maar zal de studie-uitval niet verminderd worden door selectie aan de poort bij bacheloronderwijs. Verstandiger is volgens Adriaansens om brede bachelors in te voeren waarin studenten geleidelijk kunnen inzoomen op hun hoofdvak. In het hbo kan dat door opleidingen te clusteren en in het wo in de vorm van liberal arts & sciences colleges. “We moeten studenten de kans geven om uit te vinden waar hun affiniteit ligt.” 


Bacheloropleidingen kunnen zich dan onderscheiden door te kiezen voor een internationaal, residentieel of academisch karakter. Daarna kunnen studenten een specialistische, beroepsgerichte master volgen, zegt hij. “In Angelsaksische landen is een universitaire bacheloropleiding gericht op het aanleren van academische vaardigheden, die later in de praktijk kunnen worden toegepast. Een masterprogramma is juist de beroepsopleiding, bijvoorbeeld tot dokter, onderzoeker of leraar.”


Dat zou in Nederland ook zo moeten zijn, vindt Adriaansens. “Maar dat is een lastige discussie. Dat blijkt al uit de moeizame invoering van de ‘harde knip’.” Een zichzelf respecterend hoger onderwijssysteem heeft geen behoefte aan een “‘opvang-’, ‘genade-’, of ‘doorstroommaster’”, aldus Adriaansens.


Als je geen goed onderscheid maakt tussen de rol van bacheloronderwijs en masteronderwijs, dan bestaat ook het gevaar dat universiteiten zich gaan profileren op hun bacheloronderwijs en hun masters ongemoeid laten. En dat is nu net niet de bedoeling, vindt Adriaansens.


 


 


 

It’s not the daily dose of drizzle that causes sewers to overflow; rather, it’s the short, torrential rains so typical of summer days that can flood a city. However, the climate scenarios published by the Dutch meteorological institute, KNMI, offer projections of changes in rainfall on a daily timescale. Researchers from KNMI and TU Delft have teamed up to translate the daily averages into hourly peaks, recently publishing their findings in the journal, Climatic Change.
A limited number of weather stations have kept hourly rain records over the preceding decades. The researchers therefore were able to use data from De Bilt weather station, which offers a long time series (more than 50 years) of daily and hourly precipitation data. Next, they tried to relate these data to the maximum daily temperature and wind directions. The result sounds familiar: summer days with moderate maximum temperatures between 15 and 20°C are the wettest. On hot days, rain tends to fall in short bursts. Moreover, most rainfall is accompanied by moderate, western winds.

Analysis of the data shows that, as the maximum daily temperature rises, a larger proportion of the daily rain tends to fall within an hour. A similar linear relationship has been found between the hourly proportion of the total daily rain and wind direction: the severest sudden downpours occur together with weak eastern winds.
These findings enable researchers to translate the KNMI climate scenarios into hourly rain peaks, which may be used as input for urban drainage models, in order to determine if the city is climate-proof. To date, only a first step in this study has been taken.

“Our findings translate into 6 to 36 percent more rain per hour by 2050, depending on the scenario you choose,” says the study’s co-author, Professor Nick van de Giesen (Civil Engineering and Geosciences). Such estimates are important for determining the right size of new draining systems. Every year the Netherlands spends 2 billion euros on drainage systems, which are supposed to last for 50 years. It pays then to get the dimensions right.  

Yanina L. Romero, J. Bessembinder, N.C. van de Giesen, F.H.M. van de Ven: ‘A relation between extreme daily precipitation and extreme short term precipitation’, Climatic Change, 14 December 2010.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.