Wetenschap

Academische vrijheid: Europees Parlement trekt aan de bel

Wat is academische vrijheid? Daar zijn veel verschillende ideeën over en dat kan problemen opleveren, staat in een Europees rapport.

Het Europees Parlement in Straatsburg. (Foto: Frederic Koberl via Unsplash)

Onderwijsminister Dijkgraaf is daar niet zo zeker van, maar wil de dreigingen toch serieus nemen.

Universiteiten zijn verantwoordelijk voor de voorwaarden waaronder academische vrijheid kan worden uitgeoefend. Dat is in Nederland, net zoals in veel andere Europese landen, zo in de wet opgenomen. Maar in de wet wordt niet omschreven wat academische vrijheid precies is. En zelfs binnen de instelling kunnen de opvattingen over academische vrijheid verschillen: is die er alleen voor wetenschappers of ook voor studenten en docenten? En wanneer is een mening academisch genoeg?

Dat gebrek aan een goede definitie maakt het moeilijk om de academische vrijheid te beschermen tegen toenemende dreigingen, staat in een rapport uit maart 2023 van het onderzoeksbureau van het Europese Parlement.

Toenemende dreiging
De onderzoekers bekeken een eerdere studie naar de autonomie van universiteiten, berichtgeving in de media en wetenschappelijke artikelen. Ze schetsen enkele zorgelijke ontwikkelingen in de 27 lidstaten. Regeringen zouden zich vaker in het onderzoek en het beleid van de instellingen mengen. In Hongarije is dat in extreme mate het geval: de staat zou daar bepalen welke academische gebieden ‘wetenschappelijk’ zijn en welke niet. Ook in andere Oost-Europese landen is er sprake van zulke inmenging, maar in mindere mate.

In meer EU-landen wordt de bewegingsvrijheid van instellingen bedreigd door de politiek. In Duitsland wilde de rechts-populistische partij Alternative Für Deutschland genderstudies bijvoorbeeld verbieden. Dat had geen consequenties, maar zette wetenschappers wel onder druk.

Europese consensus
Het rapport schetst ook een beeld van Nederland. Er zouden net als in andere landen steeds meer zorgen zijn over de toegenomen macht van het universiteitsbestuur en de hiërarchische structuur van instellingen. Het rapport wijst verder op een groeiend aantal klachten over een gepolariseerd maatschappelijk debat (en cancelcultuur), financiering van onderzoek door het bedrijfsleven en de arbeidsvoorwaarden van onderzoekers.

De onderzoekers pleiten voor een Europese consensus over academische vrijheid, zodat die beter gemeten kan worden. Zo kunnen landen, wetenschappers en beleidsmakers data vergelijken en van elkaar leren, is het idee. Dat zou de weerbaarheid verhogen.

Blijvende dialoog
Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf is er niet zo zeker van dat een Europese definitie een grote verbetering zou zijn, blijkt uit zijn reactie op het rapport. Wel juicht hij de aandacht voor academische vrijheid toe. “Het belang van blijvende dialoog, nuancering en verdere analyse bij specifieke casuïstiek onderstreep ik.”

Over de sterke hiërarchie aan de universiteiten gaat hij in gesprek met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en De Jonge Akademie. Het onderwerp moet samen met de effecten van cancelcultuur in een lopend onderzoek naar zelfcensuur, academische vrijheid en beperking van diversiteit van perspectieven in het onderzoek en hoger onderwijs worden meegenomen.

Ten slotte wijst hij op de lopende investeringen in beurzen, vaste contracten en de publicatie van lijsten over externe financiering van leerstoelen. Die zouden wetenschappers meer vrijheid moeten geven.

Eigen onderzoeksthema’s
In een eerder onderzoek naar academische vrijheid in Nederland bekritiseerde de KNAW de hiërarchie op de universiteiten al. Door gebrek aan democratische besluitvorming zou een groot aantal budgetten zijn gereserveerd voor strategisch-thematisch onderzoek. Dat maakt het wetenschappers moeilijk om eigen onderzoeksthema’s aan te dragen.

HOP, Peer van Tetterode

HOP Hoger Onderwijs Persbureau

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

redactie@hogeronderwijspersbureau.nl

Comments are closed.