Wetenschap

Small hills reduce aircraft noise

At Schiphol Airport a test done with small hills situated close to a runway shows a ten decibel reduction of noise pollution.


Noise pollution and Schiphol, it seems like a never-ending story. In 2003 the Polderbaan was opened, and this runway led to many of the residents of nearby Hoofddorp complaining about aircraft noise. The noise from airplanes taxiing and taking off is especially a nuisance. Schiphol and TNO have now presented a fascinating solution: several 2-meter high hills stretching for 2.5 kilometres. Research shows that this reduces the perception of aircraft noise by 50 percent.


“I think it’s a new, very simple and therefore excellent initiative. A lot of engineers devise very complicated solutions. The beauty of the hills is that it’s an ordinary approach to a difficult problem,” says professor of transport policy, Bert van Wee.

The low frequency sounds caused by airplanes is particularly a nuisance, emphasizes retired scientist, Rinus Boone, who was previously part of the Lab of Acoustical Imaging and Sound Control: “The small but steep hills block the low frequency sound, which scatters on the various hills. The scattering causes the sound to move in different directions – upwards or backwards towards the runway, for example. This is not the case with horizontal surfaces, such as asphalt or a grass field. Because of the small hills, some of the noise will not reach Hoofddorp. It’s a smart solution.”

Because the small hills have pointed tops, the sound is scattered. “Without pointed tops, the sound waves could still be directed at Hoofddorp,” Van Wee explains. “That’s why road traffic noise-reducing barriers have pointed tips as well.”

Although the small hills may reduce noise pollution, it is not only acoustic measurements that influence the experience of noise. Maarten Kroesen, a former PhD student of Van Wee, wrote a dissertation on sound pollution. He discovered that mistrust intensifies the impact of noise.


Van Wee gives an example: “Two people hear the same noise. One of them does not trust that everything is being done to limit the noise and the other person does. The first person will complain more about it and consider the noise more annoying. If Schiphol shows that they care about limiting aircraft noise, they might (re)gain trust from people who are currently complaining.”

The small hills are not the first design to limit the taxiing and taking off sound. Because so many complaints have been lodged regarding the Polderbaan, Schiphol created a competition some years ago, asking for innovative proposals to limit the noise. A floatable noise-reducing barrier won, but it was never actually used by the airport because of safety reasons.


At the end of April, the number of small hills at Schiphol will increase at the runways close to Aalsmeer and Badhoevedorp. Although the small hills seem to be a success, they do not reduce all aircraft noise, Boone stresses. “The sound of planes flying over will still be heard of course,” he says. “Unfortunately, the small hills can’t reduce that, so will only influence the taking off and taxiing noise. Consequently, the noise pollution will not end because of this measurement. Most of the aircraft noise will still be heard.”

Wie is Priscilla Speelman?

Op haar zesde stapte Priscilla Speelman (1989) voor het eerst in een kart, twee jaar later reed ze haar eerste wedstrijd. In 2006 was zij het eerste meisje dat een plaats in de finale wist te halen van de Europese kampioenschappen. Drie jaar later stapte zij over op de superkarts, de snelste categorie in de kartsport. Haar twee podiumplaatsen (tweede en derde) bij races in het kader van de International Superkart Series, op het circuit van Zandvoort in 2010, waren nieuwe hoogtepunten. Anderhalve week geleden won zij in Hockenheim als eerste vrouw ooit een dergelijke race. 

De derdejaars student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek uit Dinteloord is onlangs opgenomen in de Women Motorsport Commission, een opleidingsprogramma van de Nederlandse autosportfederatie (Knaf) om meisjes te begeleiden naar een carrière in de autosport. In 2011 richt zij zich met haar team op de Europese kampioenschappen. Grootse zorg is het vinden van voldoende sponsors, om ook andere internationale wedstrijden te kunnen rijden.

Een mooi begin van het seizoen, lag je al snel aan kop?
“Ik mocht in de voorste rij starten, omdat ik goede kwalificaties had gereden. De start op zich was goed, maar bij de eerste bocht kwam ik slecht uit zodat ik al snel in vierde positie lag. Gelukkig kon ik meteen de derde plaats terugpakken. Na een rondje of vijf lag ik tweede, na negen rondes lag ik op kop. De tweede race ging minder goed. Toen ik de hoogste toeren draaide slipte de koppeling en er bleek ook nog een stuk loopvlak verdwenen van de achterband.”

Die prestaties leverden zeker een flinke geldprijs op?
“Geen geld, maar wel twee mooie bekers. Dat zijn toch een soort visitekaartjes die je aan potentiële sponsors kunt laten zien. We zoeken er nog een paar. De zes EK-races kunnen we dit jaar wel rijden, daar hebben we een budget voor. De rest is afwachten. De financiële crisis voel je wel, dit jaar heeft nog niet veel gebracht. We hadden een sponsor die zich vanwege de crisis terugtrok.” 

Ben je er trots op dat je als eerste vrouw zo’n prestigieuze wedstrijd hebt gewonnen?
“Ik blijf daar nuchter onder. In 2006 was ik in de 125 cc-klasse ook het eerste meisje dat ooit een finaleplaats haalde bij de Europese kampioenschappen. Ik was daar zelf niet zo mee bezig, dat ik de eerste was. Ik was bezig met het willen halen van de finale. Het staat natuurlijk wel leuk op je cv, het is toch wel iets dat je bereikt hebt.” 

Moet je als vrouw opboksen tegen het vooroordeel dat de racerij een mannensport is of speelt dat helemaal niet?
“In het superkartcircuit gunnen ze je het wel, al jennen ze elkaar onderling met opmerkingen als ‘je bent verslagen door een meisje’. Toen ik eerder naar de 125 overstapte merkte ik dat ze je een tikkie willen geven. Als je remt dan botsen ze expres achterop zodat je doorschiet en ze je kunnen inhalen. Van mijn vader moest ik terugbeuken. Ik moet zeggen dat dat wel geholpen heeft. Als je ze een tikkie teruggaf deden ze het niet meer. Bij de superkarts kan dat trouwens niet, dan ligt je hele neus eraf. Zelf vind ik het niet raar om te racen als meisje, ik zit er van jongsaf aan in.”

Hoe is het begonnen?
“Mijn vader was een karter. Als heel klein meisje ging ik altijd met hem mee. Als de baan dichtging om zes uur mocht ik een rondje meerijden op zijn schoot. Hij vertelde me dat ik op een gegeven moment al om twee uur stond te springen of het al zes uur was. Toen ik zes was mocht ik voor het eerst zelf een stukje rijden, op een industrieterrein. Vrij snel daarna reed ik op een kartbaan in Strijen. Twee jaar heb ik een beetje getraind, op mijn achtste reed ik mijn eerste wedstrijd. Ik zat gelijk in de top-5. Dat maakte me overigens toen niet zo veel uit. Het ging vooral spelenderwijs, het is pas van de laatste vijf jaar dat ik echt wil winnen. Ik probeer altijd het hoogst haalbare eruit te halen. Van de laatste zes races stond ik vier keer op het podium.”

 Wat doe je er allemaal voor?
“Ik ben geselecteerd voor de Women Motorsport Commission (WMC), een opleidingsprogramma van de Nederlandse autosportfederatie, samen met twee andere, jongere meiden. Daar krijgen we fysieke en mentale training, maar ook media- en sponsortraining. Zelf ga ik nog twee, drie keer per week fitnessen of hardlopen al is dat laatste niet mijn grootste hobby. En ik doe aan voetbal, daar kan ik lekker rennen. Dat doe ik in Willemstad, niet zo ver van Dinteloord waar ik nog steeds woon. Je fysieke gesteldheid is erg belangrijk. Als je je geen zorgen hoeft te maken over je conditie, kun je je helemaal focussen op het racen en het beste presteren.”

Wat is het doel van die Women Motorsport Commission?
“Daarmee wil de federatie meer vrouwen aan het autoracen krijgen. Op een bepaalde leeftijd zie je dat er weinig meisjes over zijn die blijven karten. Ik heb geen idee hoe dat komt. Misschien trouwen ze wel.” 

Wat zijn je sterke punten?
“Ik stuur rustig en ik kan goed aangeven wat de kart doet als er iets mankeert. Het is erg belangrijk om goed samen te werken met je team, om met elkaar de goede oplossingen te vinden.”

 Er staat een verhaaltje op de openingspagina van je site, met als boodschap: je moet nooit versagen. Wie bij voorbaat denkt verslagen te zijn wint nooit. Denk je daar bijvoorbeeld aan als je vlak na de start vierde ligt omdat je slecht uitkomt in de eerste de beste bocht?
“Dat is een overblijfsel van toen ik voor het Emergo Racing Team reed. Dat motto hoorde bij dat team. Ik ben wel iemand die ervoor blijft gaan. Misschien klopt dat motto dus wel.”

Heb je zwakke punten?
“Als één dingetje in het plaatje niet klopt heb ik moeite om me te focussen. De laatste tijd kan ik daar wel wat beter mee omgaan.”

Er zit nog steeds ontwikkeling in je racecarrière. Wat wil je nog bereiken? Is het denkbaar dat je ooit in de Formule-1 uitkomt?
“Formule 1 is niet haalbaar, qua sponsoring en leeftijd. Auto’s lijken mij wel leuk om in te racen. In oktober vorig jaar werd ik uitgenodigd in het kader van de WMC om een Volkswagen Polo te testen. Om een beetje voorbereid voor de dag te komen heb ik kort daarvoor in Assen in een Suzuki Swift gereden. Dat was mijn enige autosportervaring. De andere meiden hadden meer ervaring, toch kon ik aardig meekomen. Een paar weken later hebben we een BMW M3 getest. In een superkart rijd ik rondetijden van 1.40 op Zandvoort. Met de BMW zaten we op 2.02, al kwam dat ook een beetje omdat de baan niet erg ideaal was. Dat is ruim twintig seconden trager per ronde. Als ik ooit overstap naar de autoracerij lever ik dus het eerste jaar in qua sensatie. Dan is de beleving in de superkart veel leuker. Daarmee kun je ook 230 kilometer per uur rijden.” 

Hoe voelt dat om zo hard te gaan? Is snelheid de grootste kick?
“Als ik zelf rijd heb ik niet het idee dat het zo hard gaat. Kan het niet harder, denk ik dan. Maar als ik sta te kijken ziet het er toch wel erg snel uit. Als je op een recht stuk in de slipstream van andere karts zit en het gevoel hebt dat je daar naartoe wordt gezogen en kunt inhalen, geeft dat een enorme kick. Als ik een tijdje niet gereden heb begint het behoorlijk te kriebelen.” 

Rijd je voor veel publiek?
“Op Assen zaten we twee keer in het voorprogramma van de Super League Formula. Daar komen honderdduizend mensen op af, heel gaaf. Om het rechte stuk waar je je moet opstellen zijn al die tribunes heen gebouwd. Dan loop je daar en denk je wooooh… Tijdens het rijden ben ik zo gefocust op het racen, dan merk ik niets van het publiek. Silverstone was ook heel gaaf. Anders zit je voor de tv te kijken naar de Formule-1 en dan rijd je er ineens zelf rond.” 

Heb je idolen?
“Lewis Hamilton. Een aantal Formule-1-coureurs heb ik nog zien karten. Je hebt ze zien groeien, leuk dat je ze nu in Formule-1 terugziet.” 

Je studeert luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Heb je daar wat aan in de racerij?
“Op de superkart zitten vleugels. Vorig jaar bij de eerste wedstrijd stond er in de snelle bochten teveel druk op de achterkant. Toen ik in de pits stond te kijken viel mij op dat wij een hele grote achtervleugel hadden. Ik heb dat aangekaart bij mijn vader, die mijn monteur is. Er is toen een kleinere vleugel gemaakt, dat was een hele verbetering. Voor het bepalen van invalshoeken heb je wel wat aan de aerodynamica bij L&R.” 

Heb je naast je sportactiviteiten eigenlijk nog tijd voor je studie? 
“Ik zit nu op een half jaar achterstand. Afgelopen jaar was wel heel zwaar. Voor elke tentamenweek had ik een race, miste ik dus de tijd om te leren. Ik moest keuzes maken welke tentamens ik wel en niet deed. Ik heb voorrang gegeven aan de herkansingen. Het is een kwestie van goed combineren.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.