Wetenschap

Scientists boycott Elsevier

What started as a protest from a few mathematicians has exploded into a worldwide boycott of publisher Elsevier by
scientists from all disciplines.


About 7000 scientists signed a petition that was put online three weeks ago, stating that they will no longer publish in and do any reviews or editing work for journals that belong to Elsevier.


Among the protesters are ten TU Delft researchers, including mathematician, Professor Jan van Neerven (EEMCS faculty).


Why is Elsevier under attack? “Costs for publishing have diminished due to all of the digitalization that has occurred over the years,” Van Neerven says. “Yet the fees Elsevier charges the scientific community for subscriptions is rising continuously.”


What’s more, according to the petitioners, Elsevier imposes package deals to universities, including many journals no one is really interested in.


Elsevier is a large publisher, and boycotting it will likely harm ones career. Van Neerven: “There are still enough other journals to publish in, but I do not encourage young researchers, who have to think more about their career, to do the same. This is something seniors should do.”


Van Neerven says he hesitated before signing the petition, because it is not just Elsevier that is to blame – all the other big publishers are as well.


Yet in the end he was susceptible to the arguments put forward by the initiator of the petition, Timothy Gowers, from the University of Cambridge, who in an accompanying pamphlet wrote that among all publishers, Elsevier behaves the worst of all.


The pamphlet states that for instance Elsevier made a series of sponsored article compilation publications, on behalf of pharmaceutical clients, which were made to look like real journals, and Elsevier also artificially increased the impact factor of one of its journals by using mutual citations. Van Neerven: “Elsevier is regarded by many as a parasite of science.”


Economist, Professor John Groenewegen (TPM faculty), also signed the petition. He believes the business model of these big publishers is nearing its end. “In a few years time all publications will go over the internet and be open access,” he says.


According to Prof. Groenewegen, companies like Elsevier, but also Thomson Reuters, which rank the journals, behave like monopolists, and they can do so because researchers need to publish in journals with high impact factors for their careers.


Describing Elsevier as a parasite is a bit too blunt for Wilma van Wezenbeek, the director of the TU Delft Library. “Companies like Elsevier play an important role,” she says. “They organize peer reviews for instance and do lots of hosting and marketing.”


Van Wezenbeek does however confirm that the prices Elsevier charges are steadily increasing. All university libraries and the Royal library combined have seen the price of their subscriptions to Elsevier journals increase by 9 percent over the last three years, she says. 


Like Prof. Groenewegen, Van Wezenbeek also sees a shift happening in the publishing world: “There are more and more open access journals set up by researchers themselves. This movement is encouraged by subsidizers of scientific research.”


In a reaction on its website, Elsevier writes that the cost of downloading an article has never been lower than it is today — on average one-fifth of what it was just ten years ago and that libraries are never forced to take “bundled” packages.

Wie aan het Midden-Oosten denkt, denkt aan olie. En daarna misschien aan watertekorten, opgespoten land en duizelingwekkend hoge torenflats. In zekere zin allemaal Delftse specialismen. Veel bedrijven waar Delftse alumni werken, doen dan ook graag zaken in de regio. Maar voor TU-wetenschappers blijkt er een stuk minder te halen. Zij werken vrijwel niet samen met lokale universiteiten.

De vraag wat de verbanden van de TU Delft zijn in het Midden-Oosten, maar ook in Noord-Afrika, dient zich aan nu de onrust daar op steeds meer landen overslaat. Het begon in december 2010 met een Tunesische straatverkoper die zichzelf in brand stak omdat hij met zijn universitaire graad geen fatsoenlijk werk kon vinden. Drie maanden later wordt er in bijna alle landen in de regio op grotere of kleinere schaal geprotesteerd en soms zelfs gevochten tegen de (overblijfselen van) autoritaire regimes.

Volgens collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg zit er geen doelbewust beleid achter de beperkte samenwerkingsverbanden van de TU in de regio. “Hoe relaties zich ontwikkelen, hangt af van de samenwerking die wetenschappers zoeken. Zij gaan naar die plekken waar de maximale wetenschappelijke waarde te halen is.” En dat is dus meestal niet in het Midden-Oosten, noch in Noord-Afrika, waar universiteiten lang niet allemaal een behoorlijk niveau halen.

Zo vertelt William Rossen, die als hoofd van de sectie petroleumwinning van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) wellicht een bron van informatie is over samenwerking met olierijke landen, dat hij geen actieve samenwerkingsverbanden kent op zijn terrein. Hij zegt regelmatig te spreken met mensen uit de regio en vertelt dat er met universiteiten in het Midden-Oosten verschillende memorandums of understanding zijn, maar dat daar verder niks mee gebeurt.

Ontwikkelingswerk
Wat de TU nu vooral lijkt te doen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika is ontwikkelingswerk, zij het op kleine schaal. Want, zoals Van den Berg het stelt: de TU wil zich vooral houden bij haar drie kerntaken: onderzoek, onderwijs en valorisatie. Weliswaar in een internationale omgeving, maar toch. Cicat, het bureau voor internationale samenwerking van de TU Delft, heeft bijvoorbeeld ontwikkelingsprojecten lopen in Jemen, Tunesië en Egypte. Allemaal landen waar het onrustig is en waarmee de samenwerking noodgedwongen op een laag pitje is gezet.

Marcel Crul is projectmanager bij de sectie design for sustainability van de faculteit Industrieel Ontwerpen. Hij leidt het Tempusproject Unchain met universiteiten in Tunesië, Egypte, Syrië, Libanon en Marokko. Met Tempus wil de Europese Unie (EU) het hoger onderwijs in EU-buurlanden moderniseren. Het hoofddoel van Cruls project is het oprichten van innovatieleerstoelen in de betrokken landen. Daaronder hangen kleinere projecten.
Zo zouden er nu vier TU-studenten in Cairo moeten zijn voor onderzoek naar mobiele communicatie en sociale media in de gezondheidszorg. Door het negatieve reisadvies van begin dit jaar konden ze niet gaan en kregen ze een ander project aangeboden. Crul: “Wij hanteren een vrij simpele regel, namelijk dat we een negatief reisadvies volgen. Wij zijn absoluut niet in staat zelf een situatie te beoordelen. Als mensen al in een onrustige regio zijn, dan stellen we los van een reisadvies ook de vraag of ze hun werk nog wel kunnen doen. De universiteit in Cairo, vlakbij het Tahrirplein, is bijvoorbeeld wekenlang dicht geweest. Onze partners zaten daardoor thuis.”

Unchain
Het project in Egypte is uitgesteld tot september, in de hoop dat het dan rustig is. Zeker is dat niet. “Egypte moet verkiezingen gaan organiseren. Je weet nooit waar dat toe leidt. We houden in overleg met onze Egyptische partners en Buitenlandse Zaken de vinger aan de pols”, aldus Crul.
Datzelfde geldt voor het Unchain-deelproject van masterstudent sustainable energy technology (faculteit Technische Natuurwetenschappen) Mostafa El-Shinawy. Hij wil in september naar Tunesië voor onderzoek naar duurzame energievoorziening op veerboten. Maar de vraag of dat wel kan doorgaan, houdt hem op dit moment niet bezig.

El-Shinawy komt uit Egypte en wordt compleet in beslag genomen door het nieuws uit zijn eigen land. “Mijn vrienden hebben vanaf het begin meegedaan met de protesten. Ik wilde er heel graag bij zijn, maar mijn familie had geen geld voor een ticket. Dat zat allemaal vast in aandelen en de beurzen waren ingestort. Gelukkig ben ik in de krokusvakantie wel geweest. Toen kon ik bij de protesten zijn, al leek het meer op een festival. Dat voelde heel goed.”
El-Shinawy is van plan na zijn studie in Delft eerst in Europa te gaan werken. Pas als hij klaar is om te settelen, wil hij terug naar Egypte. Hij denkt dat het dan wel moet lukken om een baan te vinden, iets wat met een Egyptisch diploma vele malen moeilijker is.

Daarmee raakt hij een probleem dat Bert Geers van Cicat omschrijft als ‘de tragiek van Arabische landen’ en wat net als in Tunesië ook in andere landen bron van woede is geworden: “Universitair geschoolden vinden er geen baan, omdat hun niveau doorgaans erg laag is.”
Geers leidt drie ontwikkelingsprojecten in Jemen. Twee daarvan geven invulling aan het masterplan voor ict in het hoger onderwijs dat de TU Delft in 2006 hielp opstellen. Onderdeel daarvan is het opzetten van een nationaal expertisecentrum voor ict in het hoger onderwijs, en het opleiden van ict-ondersteuners. Het derde project behelst de assistentie bij de ontwikkeling van masteropleidingen voor een algemene universiteit die een technische universiteit moet worden. Allemaal met hulp van gepensioneerden van de TU Delft, de Rijksuniversiteit Groningen en de stichting Surf, mensen uit andere ontwikkelingslanden waar Cicat projecten deed en een handvol TU-medewerkers.

Afgestudeerden
Volgens Geers is het universitair niveau in de Arabische wereld vaak zeer laag. “Saoedi-Arabië heeft bijvoorbeeld veel hoogopgeleiden nodig, maar zal die niet uit Jemen kunnen halen. Want afgestudeerden uit dat land halen nog niet eens het niveau van onze eerstejaars. Ze spreken daarbij geen Engels en kunnen niet met een computer omgaan.”
Geers weet waar hij over praat. Hij komt al zes jaar vijf tot acht keer per jaar in Jemen. Hij had er vorige week ook moeten zijn, maar het negatieve reisadvies verhinderde dat. Het is volgens hem nog maar de vraag of zijn projecten afgerond kunnen worden. Deze week spreekt hij zijn partners op een alternatieve locatie: Istanboel. “Om te kijken wat we dit jaar nog kunnen doen. Hopelijk kunnen we verder met het opbouwen van een bibliotheek en de ict-infrastructuur.”

De afgelopen weken verliep het contact zo goed en zo kwaad als dat ging via skype, e-mail of telefoon. Vooral toen bleek dat verschillende landen een negatief reisadvies wilden instellen, werd het even spannend. Want hoe konden de vier Filippinos die binnen de projecten meewerkten zo snel mogelijk het land uitkomen? Na veel geregel konden ze via Dubai terug naar huis.

Wanhoop
Volgens Geers is Jemen alleen via het onderwijs te helpen. De mensen zijn in zijn ogen de enige echte potentiële inkomstenbron voor het land. Maar de problemen die hij schetst zijn gigantisch: de hoofdstad komt als eerste ter wereld zonder water te zitten als er niets gebeurt, terwijl de bevolking groeit als kool. De olievoorraad is over zeven jaar op en het land is al straatarm. Het volk is verdeeld in clans, waarvan sommige streven naar onafhankelijkheid. De veiligheidsdienst is alom aanwezig, wat maakt dat er veel wantrouwen heerst. Het regime heerst op autoritaire wijze, maar houdt het land wel bij elkaar. En dan kauwt zeventig procent van de bevolking ook nog eens het verslavende qat.

Geers: “Er is nu geen enkel toekomstperspectief voor al die jonge mensen in Jemen. Iemand met wie ik sprak zei: mijn familie wordt gedwongen als dieren te leven. Wat je nu in Jemen hoort, is de roep der wanhoop. Ik ken veel mensen persoonlijk. Ik durf niet te voorspellen welke toekomst hen te wachten staat.”

In Istanboel wil Geers zijn contacten laten zien dat hij verder wil. “Ik heb in Mozambique en Sri Lanka gewerkt toen het daar spannend was. Mensen zeiden me toen dat ze zich door de wereld in de steek gelaten voelden. Het vasthouden van het contact in die moeilijke periode was een opsteker voor ze. Met dit minimale contact in Jemen wil ik mensen laten merken dat we er nog zijn.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.